In tienerschool Bree krijgen leerlingen tussen tien en veertien jaar samen onderwijs. Dit betekent dat leerlingen uit het 5e en 6e leerjaar samenzitten met leerlingen uit 1 en 2e middelbaar (A- en B-stroom). Op die manier slaan ze de brug tussen het lager en het secundair onderwijs. Nogal eens de brug tussen het ‘warme nest’ en het ‘wespennest’ genoemd. EduNext ging er ter gelegenheid van een haar OnTour events samen met 30 directies en leraren uit het Vlaamse onderwijs op schoolbezoek.
Omarm de chaos of hoe je de onderstroom kunt leren voelen en ernaar handelen – Jan Rotmans en Mischa Verheijden
In 2018 mochten we Jan Rotmans, professor en internationale autoriteit in transitiekunde, verwelkomen op het EduNext leerfestival. Jan vertelde er dat we niet in een tijdperk van verandering leven maar in een verandering van tijdperk. Daarbij had hij het over drie ontwikkelingen die daartoe leiden: een nieuwe maatschappelijke ordening die van verticaal naar horizontaal loopt, een nieuwe decentrale, digitale, duurzame, glokale en circulaire economie en een transformatieve machtswissel.
‘Weet je wat je doet, mevrouw? Berg die Chromebooks veilig op in de kast.’
Toen we onlangs een schoolleider aan de lijn hadden die vertelde dat ze via haar schoolbestuur enkele honderden Chromebooks had kunnen scoren, was dat het antwoord dat we gaven. We stellen tijdens onze contacten met directies, leraren en coördinatoren vast dat er veel enthousiasme is voor de Digisprong waarbij de Vlaamse regering in ICT-infrastructuur op school investeert.
Zijn er wel voldoende wifi-punten?
We constateren dat de klemtoon nog te vaak en veel te snel ligt op het technische aspect van de digitalisatie:
- Welk toestel gaan we kopen of huren?
- Welke infrastructuur hebben we hiervoor nodig?
- Hoe zorgen we dat onze toestellen steeds goed opgeladen zijn?
- Hoe gaan we dat financieren en wie is de eigenaar van de toestellen?
- Hoe zorgen we dat toestellen niet verdwijnen?
- Hoe geven we opleiding aan leerlingen en leraren?
Dit zijn heel belangrijke vragen en moeten zeker een plaats krijgen. Maar deze komen pas aan bod als je eerst een sterke en gedragen visie hebt ontwikkeld over hoe je deze toestellen met pedagogische meerwaarde gaat inzetten in de school. Dit mag geen aparte ICT visie zijn. Ze maakt deel uit van een schoolvisie waarin alle belangrijke elementen van het leren geïntegreerd zijn. De digisprong is overigens een ideaal moment om je huidig pedagogisch concept onder de loep te leggen. Voldoet het nog aan de talrijke uitdagingen waarmee leraren momenteel in hun klas geconfronteerd worden zoals diversiteit, hoogbegaafdheid, leerlingen met achterstanden en vakoverschrijdende sleutelcompetenties? Het zou jammer zijn om je bestaande pedagogische concept - als dat niet meer voldoet - te digitaliseren en leerlingen te laten werken met numerieke invulboeken.
Het leermateriaal als ingangspoort
Om te komen tot een nieuw pedagogisch concept waarin digitaal leermateriaal een centrale plaats krijgt, kun je het transformatierad gebruiken.
Dit is een denkmodel waarbij leerlingen centraal staan in hun leerproces en waar ze autonomie en eigenaarschap krijgen over hun leren. Dit laat toe om systemisch en integraal te kijken naar alle belangrijke elementen die voor kwalitatief onderwijs nodig zijn: de leerinhouden, de manier van lesgeven, het bijsturen van het leren, de tijd tijdens de welke leerlingen leren, de infrastructuur, het leernetwerk, het leermateriaal en de organisatie van het leren. Hierbij kun je bestaande vastgeroeste patronen in vraag stellen en er zinvolle alternatieven voor bedenken. Om er daarna één samenhangend geheel van te maken dat elkaar complementair versterkt. Er is niets mis om de digitalisatie als ingangspoort te nemen en van daaruit na te denken over de overige elementen van het transformatierad:
- Welke leerinhouden gaan we op die toestellen zetten?
- Hoe en in welke mate gaan we met deze toestellen lesgeven?
- Hoe kunnen we gebruik maken van deze apparaten om het leren van onze leerlingen bij te sturen?
- Hoe kan de digitalisatie zorgen dat leerlingen volgens hun eigen leertempo en niveau kunnen leren?
- Welke leeromgeving hebben we nodig om de nieuwe manier van werken optimaal te laten renderen?
- Hoe kunnen we alle betrokkenen op en rond de school bij dit project betrekken? Hoe kunnen zij mee zorgen dat digitalisatie een meerwaarde wordt?
- Hoe gaan we onze organisatie hierop aanpassen?
De vraag die zich in elk van de wielen ook stelt is: hoe gaan we leerlingen daarbij betrekken? Hoe geven we hen daarbij autonomie? Hoe zorgen we dat ze tijdens hun leren voldoende keuzes kunnen maken?
CATCH 22
Een dergelijke visie bedenk je niet op een namiddag. Als je het hele schoolteam er wil bij betrekken en ervoor zorgen dat ze er achter staan, dan zal je hiervoor tijd moeten voorzien. Tijd om het samen te bedenken maar om zich het nieuwe concept eigen te kunnen maken. Tijd om te experimenteren, tijd om de nodige vaardigheden aan te leren. De timing van aankoop of schenking van de toestellen kan hiermee dus wel eens conflicteren. Scholen kunnen daardoor in een moeilijk parket terechtkomen. Als ze hun kans laten voorbijgaan, missen ze de kans op gratis apparaten. Als ze het echter halsoverkop invoeren, kan het een fiasco worden. Vandaar onze reactie aan de schooleider om de toestellen op te bergen en eerst te werken aan een gedragen visie. Daarbij stelt zich nog een hamvraag: wat zal de school doen bij einde levensduur van de apparaten? Kan de school de implementatie van digitaal leermateriaal blijven continueren als de subsidie straks wegvalt? Het is twijfelachtig dat de Vlaamse regering hiervoor om de paar jaar in de geldbeugel zal tasten. Als je op deze vragen een antwoord hebt, dan pas is het tijd voor andere vragen zoals hoe je de aankoop verantwoordt, hoe je controle inbouwt en ja, of er ook voldoende wifi-punten zijn. Succes met de implementatie!
Hulp nodig?
Wil je meer weten hoe je tot een gedragen visie komt en hoe je die gedragen in de praktijk kunt brengen, neem dan contact op met EduNext. Mail daarvoor naar jorisvanwaes@edunext.be of bel Joris op 0474946800
Allemaal goed en wel, EduNext, maar werkt jullie concept wel? Is dat allemaal bewezen? Worden leerlingen daar echt beter van?
Tijdens onze intake gesprekken en gedurende onze begeleidingen krijgen we van directies en leraren af en toe de (terechte) vraag of wat we doen ook werkt. Het antwoord daarop is genuanceerd. Onderwijs is zeer complex en of het werkt, hangt ook van de context en hoe je het toepast. Je kunt wel de kansen om het te laten werken maximaliseren.
We baseren ons op diverse bronnen waaronder volgende twee:
1. John Hattie, de Nieuw-Zeelandse onderwijsexpert, deed meer dan 1000 meta-analyses van 50.000 onderwijsonderzoeken en verzamelde van 240.000.000 leerlingen wereldwijd gegevens. Dit is een zeer uitgebreid, op bewijs gericht, onderzoek naar wat het beste werkt om leerprestaties te verbeteren. Hattie beschrijft een effectgrootte van 0.40 als het gemiddeld en/of typisch effect. Dit is het minimum dat we zouden moeten verwachten na een inspanning van een leraar. Ieder kind heeft het recht op een vooruitgang van minstens 0.40 op één schooljaar tijd. John Hattie geeft de raad om te focussen op leereffecten groter dan 0.40.
2. NWO studie Van acties naar interacties – een overzichtstudie naar de rol van professionele netwerking bij duurzame onderwijs (Virginie März, Lisa Gaikhorst, Rob Mioch, Desirée Weijers en Femke Geijsel). Daarin staan een aantal condities die je in acht moet nemen om onderwijsinnovatie duurzaam te maken.
We beschrijven hieronder het EduNext onderwijsconcept en leggen telkens de link met deze en ook met enkele andere studies.
1. Eigenaarschap leerlingen
Wij vinden dat leerlingen stap per stap eigenaarschap over hun leren moeten kunnen opnemen, dit voor alle elementen van het transformatierad:
Leerinhoud: leerlingen combineren theoretische, ervaringsgerichte en persoonlijke kennis. Ze focussen op cruciale vakkennis en noodzakelijke vaardigheden. Leraren vertrekken vanuit een levensechte context en vanuit interesses van leerlingen. Leerlingen hebben daarbij de mogelijkheid om keuzes te maken. Hun lesinhouden zijn in overeenstemming met de te behalen eindtermen/leerdoelen. Daarnaast kiezen leerlingen ook eigen doelen en leggen ze geregeld de link met hun toekomst.
Leervorm: leerlingen nemen een actieve rol en houding aan in de les. Leraren zorgen voor een goede mix van instructie, activerende werkvormen, begeleid zelfstandig leren, ervaringsgericht en sociaal leren (projectwerk). Ze differentiëren en passen hun werkvormen aan de noden van de leerlingen aan.
Leerproces: leerlingen nemen verantwoordelijkheid over hun leerproces. Leraren focussen op formatieve evaluatie en leren leerlingen om groeigericht te kijken. Zo leren ze om iets te kunnen, niet louter voor de cijfers of het diploma. Leerlingen hebben frequent gesprekken met leraren, leren duidelijke doelen stellen en krijgen hierbij feedback, feed-up en feedforward. Ze zoeken ook feedback bij andere leerlingen, leren zichzelf inschalen en doen aan zelfreflectie. Permanente summatieve (zelf)evaluatie geeft richting en input aan dit proces en zorgt dat leerlingen (en leraren) weten of ze hun doelen werkelijk realiseren.
Leertijd: leerlingen bepalen hun eigen leertempo en kunnen kiezen welke leerinhouden ze wanneer willen verwerven. Zolang ze hun leerdoelen maar bereiken. Op die manier creëren ze hun persoonlijke leerroutes. De leraar begeleidt hen daarbij en leert hen om hun leertijd inschatten. Leraren zetten de leertijd gericht in door vakoverschrijdend te werken waarbij ze slim de te bereiken leerdoelen combineren.
Leeromgeving: leerlingen kunnen in een multifunctionele en aangename omgeving terecht die bovenstaande leervormen en leerprocessen ondersteunt. Het is een warme en mooie omgeving waar iedereen op school graag is en die leerlingen ook kunnen personaliseren.
Leernetwerk: bij het leren betrekken leraren, directies en leerlingen ook ouders en externen zoals ondernemers, gastdocenten, buurtwerkers en VZW’s. Zo zorgen ze voor bijkomende competentie en extra leertijd in de school.
Leermateriaal: leerlingen beschikken over een mix van analoog en digitaal eigentijds leermateriaal. Dit zetten leraren in als middel om leerinhouden, leervormen en leerprocessen te ondersteunen. Leerlingen leren ook met de handen via labo’s en ateliers.
Leerorganisatie: leerlingen zijn zelf actief betrokken bij de planning en organisatie van hun leerweg en hun leerdoelen.
“Research toont aan dat het ertoe doet wanneer leerlingen zichzelf als eigen leraar zien en als leraren het leren door de ogen van hun leerlingen zien – John Hattie”
Wanneer leerlingen eigenaarschap krijgen over hun leren, speelt dat volgens John Hattie positief in op een aantal factoren met hoog leereffect:
· Het eigen leerproces leren inschatten (1.44)
· Leerlingen stellen hoge verwachtingen (1,42)
· Zelf-effectiviteit (0.92)
· Formatieve interpretatie (0.90)
· Hulp van andere leerlingen zoeken (0,83)
· Planning en voorspelling (0.76)
· Evaluatie en reflectie (0.75)
· Feedback (0.75)
· Diepe motivatie (0.69)
· Directe instructie (0.59)
· Peer tutoring (0,55)
· Sociaal leren (0,50)
Doordat leerlingen fel betrokken zijn in hun leerproces, blijken leraren ook duidelijkere verwachtingen (1,62) te stellen. Daarnaast is een verhoogde kans op een beter klasmanagement wat resulteert in een beter gedrag in de klas (0.68). Door differentiatie is er ook een meer begrijpelijke aanpak voor leerlingen met een leerstoornis (0.77). Ook geeft een dergelijk concept kansen aan betere klassengesprekken (0,82) en zorgt het voor een sterkere relatie tussen leerling en leraar (0.72).
Om de betrokkenheid van leerlingen te verhogen, kun je volgens Kris Van den Branden, professor en lerarenopleider aan de K.U. Leuven, inspelen op vijf elementen:
1. inspelen op haalbare uitdagingen
2. uitdagingen voorzien waaraan leerlingen een persoonlijke waarde hechten
3. sociale interactie
4. leerlingen autonomie en inspraak geven
5. zorgen dat leerlingen het gevoel hebben dat ze door inspanningen te doen, een doel kunnen bereiken.
Hij baseert zich daarbij op toonaangevende en onderzoeksgebaseerde motivatie-modellen waaronder het Expectancy-Value model van Eccles en Wigfield, de zelfdeterminatietheorie, het Self-Efficacy model van Bandura, de Attributietheorie van Weiner en de taalleermotivatietheorieën van Dörnyei.
Deze vijf elementen vind je terug in het EduNext onderwijsconcept.
2. Teamvaardigheden: leraren maken het verschil
Daarnaast schenken we tijdens onze begeleiding veel aandacht aan de vaardigheden van het schoolteam om het pedagogisch-didactisch concept in de praktijk te brengen. We spreken onder andere over het kunnen en durven geven van feedback, coachingsvaardigheden, creatief denken, samenwerken, communiceren, zelfreflectie en systeemdenken.
Wij geloven in een lerarenteam dat samen gaat voor een schoolopdracht, in leraren die elke dag beter willen worden in hun vak, in leraren die goed les kunnen geven en die leerlingen goed kunnen coachen. In leraren die leerlingen goed kunnen observeren en zo hun talenten kunnen ontdekken en deze samen met leerlingen verder ontwikkelen. Actieve betrokkenheid van leraren is dan ook een belangrijke succesfactor. In het hierboven beschreven onderwijsconcept heeft de leraar een cruciale rol en verantwoordelijkheid. Dit vergroot de kans op meer eigenaarschap bij de leraar.
Als we naar Hattie kijken, dan blijkt collectieve lerareneffectiviteit een effectgrootte te hebben van liefst 1,57. Volgens Hattie gaat het daarbij om het geheel aan opvattingen en overtuigingen van het lerarenteam dat zij samen positief kunnen bijdragen aan het leren en ontwikkelen van hun leerlingen.
Daarnaast zijn er ook specifieke factoren die onafhankelijk zijn van het onderwijsconcept en te maken hebben met de persoon en het métier van de leraar. De leraar en zijn stielkennis spelen dus een zeer grote rol zoals onder andere:
geloofwaardigheid van de leraar (0.90)
transfer strategieën (0.86)
weloverwogen praktijkoefeningen (0.79)
samenvatten (0.79)
werken met uitgewerkte voorbeelden (0.57)
het bijbrengen van studievaardigheden (0.63)
Heel effectief is ook micro-teaching (0.88). Dat zijn allerhande werkvormen waarbij leraren aan elkaar tonen hoe ze lesgeven, daarbij van elkaar feedback ontvangen, van elkaar leren en zo hun lespraktijk verbeteren. Een van die manieren is bijvoorbeeld Lesson Study. Eerder kwam Dr Sui Lin Goei daarover spreken op het EduNext leerfestival.
Ook de kennis van de bouwstenen voor effectieve didactiek zoals bijvoorbeeld gespreid oefenen om de vergeetcurve tegen te gaan, hebben een sterke invloed op de leereffecten die leraren bij hun leerlingen kunnen creëren.
Beide laatste zijn weerom onafhankelijk van het onderwijsconcept waarin je ze uitoefent.
3. Schoolcultuur
Om de innovatie werkelijk te verankeren in de school, besteden we in onze begeleidingen veel zorg aan de schoolcultuur. Daarin spelen elementen zoals visie-ontwikkeling, leiderschap en innovatieklimaat een belangrijke rol:
Verschillende van deze elementen vind je ook terug in de NWO studie als belangrijke condities voor duurzame innovatie:
4. Systemische aanpak
EduNext gaat voor een geïntegreerde onderwijsaanpak. Te beginnen met het transformatierad zelf. Door de acht elementen te combineren en ze als één systemisch geïntegreerd geheel te benaderen, kun je voor duurzame innovatie zorgen. Alle wielen van het transformatierad zijn immers met elkaar verbonden en oefenen allemaal invloed op elkaar uit. Stel dat je bijvoorbeeld leerlingen een laptop wil geven (leermateriaal), dan zul je – om het goed te doen - ook moeten kijken naar de bijhorende leerinhouden, naar de manier van lesgeven, hoe je dit gaat evalueren, welk netwerk je ervoor kunt inschakelen, hoe je het gaat organiseren, welke aanpassingen je in de leeromgeving zult moeten doen en welke impact dit heeft op de lestabellen.
Volgens de NWO studie moet je, om duurzaam succes te hebben met onderwijsinnovatie, het - naast andere condities – vooral hebben over de kern van onderwijs en moeten de leraren de relevantie inzien voor hun leerlingen. Dat doen we via het transformatierad dat volledig inzoomt op pedagogisch-didactisch relevante aspecten.
Daarnaast zijn ook een aantal vaardigheden systemisch. Door aan de ene vaardigheid te werken, kun je ook vooruitgang boeken op een andere. Of kun je een cultuurelement positief beïnvloeden. Als je bijvoorbeeld werkt aan creatief denken is het niet onlogisch dat ook de innovatiecultuur positief beïnvloed wordt en omgekeerd. Idem bijvoorbeeld voor reflecteren en kwaliteitsontwikkeling.
Er is groeiende eensgezindheid onder experten zoals Peter Senge, Otto Scharmer, Leon Vermaak, Jaap Schaveling en Fred Korthagen dat organisaties en dus ook scholen levende systemen zijn en dat een fragmentarische aanpak van innovatie weinig of zelfs negatieve impact kan hebben. Onderwijsvernieuwing kan pas slagen als je op alle niveaus van het onderwijssysteem op een coherente en geïntegreerde manier handelt. Via focus op het drievoudige transformatierad brengen wij die gedachte binnen in de schoolpraktijk.
Praktijkonderzoek
Naast een theoretische onderbouw kun je als school je werking bijsturen via praktijkonderzoek. Daarbij onderzoeken leraren of wat ze doen ook werkelijk werkt.
Uit het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’ van Cyrilla van der Donk en Bas van Lanen
Dit kan bijvoorbeeld tijdens een Banaba schoolontwikkelingstraject waar een van je leraren zich voor in schrijft of door een samenwerking met een universiteit of hogeschool. Regelmatig zijn die laatste trouwens op zoek naar scholen die willen meewerken aan een dergelijke onderzoeken.
Conclusie
Of het onderwijsconcept werkt, hangt enorm van af van de context en hoe je het in de praktijk brengt. Maar ook van de kwaliteiten en de vaardigheden van de leraren die in de school lesgeven, het aanwezige leiderschap en de schoolcultuur. Via het EduNext onderwijsconcept kan je een leeromgeving, een context, een structuur en een schoolcultuur creëren waarin je de kansen tot meer leerwinst voor elke leerling maximaliseert en waar leerlingen zich goed kunnen voorbereiden op hun toekomstige leven, leren en werken.
Vragen hierover?
Wil je hier meer over wetten of heb je zin in een vrijblijvend gesprek over onze begeleiding? Stuur dan een mail naar dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448
Hoe creëer je in je school een cultuur, een structuur en een context die leerlingen voorbereidt op de transformatie van leven, leren en werken?
Om een antwoord te kunnen bieden op de vele veranderingen die zich in snel tempo op onze scholen afkomen, geloven wij dat we hiervoor in de school, naast een nieuw pedagogisch-didactisch onderwijsconcept, ook de cultuur, de structuur en de context zullen moeten creëren.
Met de zeilboot op weg
Bij EduNext hebben we de gewoonte om de transformatie van de school voor te stellen als een zeilboot die van de huidige naar de toekomstige situatie vaart. Voor deze reis zijn meerdere jaren nodig want de zee is woelig, de bestemming onzeker en de bemanning vaak nog onervaren op vlak van veranderingsprocessen.
Een zeiler moet op zijn minst twee dingen weten:
- Waar zeil ik naartoe? Wat is mijn bestemming?
- Wat is mijn actuele positie?
Bij aanvang van de reis brengt je als schoolteam dan ook de actuele situatie in kaart:
- Waar is onze school sterk in?
- Waar zijn we fier op?
- Wat werkt niet of niet meer?
- Welke van onze behoeften zijn momenteel niet ingevuld?
- Welke urgenties spelen er?
Via verschillende werkvormen kan je hier samen met het team zicht op krijgen.
Daarna ga je samen kijken waar je binnen enkele jaren wil zijn:
- Hoe ziet onze droomschool eruit?
- Wat willen we leerlingen meegeven?
- Hoe zullen leerlingen en leraren zich er voelen?
- Welk gedrag vertonen we dan?
- Hoe gaan we om met ouders?
Een ambitieuze en gedragen visie zorgt meteen voor een spanningsverschil met de actuele situatie en geeft goesting om naar die aantrekkelijke horizon te varen.
Ankers en zeilen
Aan de boot zitten ook zeilen, positieve elementen in de school die de boot vooruitstuwen richting droomschool. Daarnaast zijn er ook ankers die de boot afremmen. Het is belangrijk om beide in kaart te brengen. En om na te denken hoe je topzeilen kunt verstevigen, zeilen kunt bijzetten of groter maken. Dergelijke quick wins geven energie aan het schoolteam. Die heb je nodig bij een onstuimige zee. Daarnaast moet je de grote ankers in de loop van het veranderingstraject ook (durven) ophalen. Anders geraak je nooit op je bestemming.
Het transformatierad als denkmodel
Vervolgens is het belangrijk om het nieuwe pedagogische concept - in lijn met de nieuwe visie - vorm te geven. Het transformatierad is een handige tool om over het toekomstige onderwijsconcept na te denken:
Het bevat immers alle elementen die voor onderwijs van belang zijn. Een cruciale vraag die je hierbij stelt is welke rol leerlingen in je toekomstig onderwijs zullen mogen spelen? Krijgen ze voldoende eigenaarschap over hun leren op elk van de elementen van het transformatierad?
Daarnaast is het cruciaal om het transformatierad op een systemische manier te bekijken. Alle wielen van het rad zijn immers met elkaar verbonden. Stel dat je bijvoorbeeld elke leerling een laptop of een Chromebook ter beschikking stelt, dan zal je ook moeten kijken naar de leerinhouden die daarop komen, je zal je manier van lesgeven waarschijnlijk moeten aanpassen en het heeft vast konsekwenties op de manier waarop je evalueert. Je zal ook de leeromgeving erop moeten voorzien en mogelijk zal het ook een impact hebben op de leertijd van de leerlingen. Ook kan het handig zijn om er externe partijen bij te betrekken en tot slot zal je het allemaal goed moeten organiseren. Die integrale kijk blijkt volgens wetenschappelijk onderzoek cruciaal te zijn om succesvol te zijn met dergelijke veranderingsprojecten. De laptops worden zo een middel om het nieuw pedagogisch project mee te ondersteunen en geen doel op zich.
De volgende stap is om bestaande patronen in kaart te brengen voor elk van de wielen van het transformatierad. Dingen die je al heel lang doet op een bepaalde manier in vraag durven stellen. De sterke patronen kun je behouden, voor de afremmende patronen bedenk je alternatieven. Om uit die alternatieven keuzes te maken en er één samenhangend, geïntegreerd geheel van te maken.
Vaardigheden, schoolcultuur EN PROCESSEN
Je kunt een fantastisch nieuw pedagogisch project bedenken, daarom gebeurt het nog niet op de klasvloer. Verandering gebeurt door mensen. Daarin vertolkt het lerarenteam een cruciale rol. Ze hebben dan ook de vaardigheden nodig om het nieuwe onderwijsconcept te kunnen implementeren. Zoals het kunnen geven en ontvangen van feedback, leerlingen en elkaar kunnen coachen, goed kunnen communiceren en samenwerken of in staat zijn tot zelfreflectie.
Vierledig transformatierad
Om te zorgen dat de implementatie duurzaam is en dat de school na de transformatie opnieuw nieuwe veranderingstrajecten zal aankunnen, zal je ook moeten werken aan een schoolcultuur die dat mogelijk maakt. We spreken dan onder andere over leiderschap, talentontwikkeling van leraren, gedragen besluitvorming en één verbonden team.
Meerjarenplan
Met bovenstaande ingrediënten kan je komen tot een meerjarenplan waarbij je stap per stap het nieuwe onderwijsconcept in de praktijk brengt. Bijvoorbeeld via een pilootproject in een van de leerjaren. Daarbij is een goede rolverdeling, duidelijke engagementen en coaching nodig. Het zal ook niet van de eerste keer lukken. Experimenteren, ervan leren en bijsturen zijn onvermijdelijke stappen. Natuurlijk kun je ook veel leren van andere scholen die soortgelijke trajecten hebben gedaan. Je hoeft hun fouten niet opnieuw te maken. Toch is elke school anders. Het is niet omdat het elders werkt (of niet werkt) dat het in jouw school werkt (of niet werkt). Je zal telkens de vertaling moeten maken naar jouw specifieke context.
De laatste stap in het traject is verduurzamen. Dat betekent transformatievaardig worden en in staat zijn om samen met het schoolteam toekomstige veranderingen succesvol aan te pakken. Daarbij hoort een adequate rolverdeling op schoolniveau.
Cyclische benadering
We beschreven hierboven een aantal, volgens ons, cruciale stappen in een dergelijk veranderingstraject. De indruk zou kunnen ontstaan dat zo een traject via een mechanistische checklist kan verlopen. Onze ervaring uit de praktijk is volledig anders. Je doorloopt deze stappen maar daarom niet noodzakelijk in dezelfde volgorde of eenmalig. Sommige stappen zullen meerdere keren aan bod komen en er zullen bijkomend tussentijdse interventies nodig zijn om het succesvol te maken.
Hulp nodig?
EduNext heeft voor de verschillende stappen tools ontwikkeld om schoolteams te helpen op weg naar hun droomschool. We coachen ondertussen twaalf scholen in basis- en secundair onderwijs. Met scholen die daar behoefte aan hebben gaan we graag gedurende drie jaar op weg. Je vindt hier meer info over onze aanpak. Je kan ook een vrijblijvende intake aanvragen of deelnemen aan een van onze inspirerende infomomenten.
Ben je leraar en zou je graag in je school ook zo een traject lopen? Ga dan samen met enkele collega’s eens langs bij jouw directie.
Ben je leerling en vind je dat je meer zelfsturing en autonomie moet krijgen? Bespreek het in de leerlingenraad of praat erover met een van je leraren.
Ben je ouder en vind jij dat jouw kinderen eigenaarschap over hun leren moeten krijgen? Breng het op als agendapunt op de volgende ouderraad.
