Code Rood - hoe oranje en groen gedrag het succes in teams bepalen - Eric van 't Zelfde

Eric van ’t Zelfde - voormalig schoolleider en bekend om zijn onorthodoxe en daadkrachtige aanpak in het onderwijs - publiceerde met Code Rood een boek dat zowel een analyse van als een handleiding voor organisatiecultuur wil zijn. De kern van het boek draait om de zogenoemde driekleurenmethodiek, waarmee hij gedrag en prestaties van medewerkers categoriseert in rood (toxisch en ondermijnend), oranje (ontwikkelbaar maar nog niet stabiel) en groen (constructief, betrouwbaar en succesvol).

Code Rood - Eric van ‘t Zelfde - Uitgeverij Boom

Een methodiek voor gedrag en prestatie

De auteur maakt een scherp onderscheid tussen kwantitatieve en kwalitatieve personeelstekorten. Terwijl het eerste volgens hem vooral een politiek probleem is (te weinig docenten), is het tweede iets die organisaties zelf moeten oplossen: het tekort aan kwalitatief en constructief gedrag. Volgens hem ligt de essentie van onderwijs en organisatieontwikkeling vooral in mensen en hun houding.

De driekleurenmethodiek fungeert daarbij als lens om teams te analyseren:

-            Rood gedrag wordt gekarakteriseerd door sabotage, negativiteit en ondermijning.

-            Oranje staat voor onvolwassen of onervaren gedrag dat met begeleiding kan groeien.

-            Groen vertegenwoordigt de medewerkers die betrouwbaar zijn, resultaten leveren en het team versterken.

Deze indeling is confronterend omdat zij expliciet het structureel waarneembare gedrag beoordeelt en niet de persoon zelf. Dit is volgens de auteur een instrument dat leiders dwingt om objectief te kijken, zonder te vervallen in persoonlijke voorkeuren of vaagheden.

Theoretische en psychologische basis

Het boek staat niet los van bredere theorieën over menselijk gedrag en organisatieontwikkeling. De auteur baseert zich op de transactionele analyse, een psychoanalytische methode die interacties ontrafelt om inzicht in gedrag te krijgen. Ook besteedt hij aandacht aan de rol van emotionele intelligentie (EQ), naast vakinhoudelijke kennis (IQ) en energie (= accu). Hij breidt dit verder uit met UMPH (de moed en daadkracht om te handelen vanuit wat nodig is, niet slechts vanuit wat toegestaan is).

Praktische interventies

Een groot deel van Code Rood is gewijd aan de vraag wat leidinggevenden kunnen doen met de indeling rood–oranje–groen. Hierbij presenteert de auteur drie interventiestrategieën:

  1. De groei-benadering, waarin vooral wordt geïnvesteerd in oranje medewerkers met groeipotentieel.

  2. Ingrijpen op rood, waarbij destructief gedrag actief wordt geïsoleerd of verwijderd.

  3. Simultaan schaken, een combinatie van de twee: ontwikkelen van oranje en groen, terwijl rood beperkt wordt.

Deze strategieën zijn niet vrijblijvend: de auteur benadrukt dat een directie bereid moet zijn om harde keuzes te maken, inclusief het vertrek van medewerkers die een blijvende negatieve invloed uitoefenen. Hij stelt bijvoorbeeld dat een te groot aandeel rood personeel (meer dan 5%) de hele organisatie kan ondermijnen.

De praktische kracht van het boek ligt in de concrete handvatten. Van het letterlijk in kaart brengen van personeelslijsten tot het onderscheiden van subgroepen binnen oranje of rood – Van ’t Zelfde biedt een taal en methodiek waarmee schoolleiders en hun teams kunnen analyseren en gericht kunnen sturen.

Stijl en toon

Eric Van ’t Zelfde schrijft in een zakelijke en vaak confronterende stijl. Hij schuwt niet om harde waarheden te benoemen: rode medewerkers veroorzaken schade, directies die niet durven ingrijpen werken mee aan dit verval. Deze toon kan voor sommige lezers hard overkomen, maar draagt ook bij aan de urgentie die hij wil oproepen: leiderschap vraagt om moed, integriteit en het vermogen om beslissingen te nemen, ook wanneer die impopulair zijn.

Eric van ‘t Zelfde in Linkedin post

Tegelijkertijd biedt hij ook ruimte voor nuance. Zo benadrukt hij dat rood gedrag soms het gevolg is van pijn, frustratie of slechte ervaringen met eerdere directies. Daarmee wijst hij op de verantwoordelijkheid van leiders om niet alleen te sanctioneren, maar ook te begrijpen waar gedrag vandaan komt.

Kritische kanttekeningen

De indeling in rood, oranje en groen is bruikbaar als model, maar kan in de praktijk te beperkend zijn. Menselijk gedrag is complex en situationeel: iemand kan in de ene context groen gedrag vertonen, en in een andere oranje of zelfs rood. Het risico bestaat dat leidinggevenden te snel etiketten gaan plakken, wat averechts kan werken. Daarnaast weten we natuurlijk met zijn allen dat het in het onderwijs niet eenvoudig is om mensen met destructief gedrag te ontslaan.

Daarnaast mist het boek soms een bredere maatschappelijke reflectie. Het personeelstekort in het onderwijs wordt in de proloog wel aangestipt, maar daarna vooral op individueel en organisatorisch niveau besproken. De structurele oorzaken – werkdruk, beloning, maatschappelijke waardering – blijven onderbelicht (wat wellicht ook niet de ambitie van de auteur en het boek is). Daardoor kan de indruk ontstaan dat cultuurproblemen uitsluitend intern oplosbaar zijn, terwijl externe factoren minstens zo bepalend zijn.

Eric van ’t Zelfde presenteert zijn methode met overtuiging, maar laat weinig ruimte voor alternatieve visies of kritische reflectie op de beperkingen van zijn model. Voor lezers die een meer academische of neutrale analyse zoeken, kan dit als een tekort worden ervaren.

Conclusie

Code Rood is een krachtig, helder en praktisch boek over leiderschap en organisatiecultuur, geschreven vanuit de ervaring en overtuiging van de auteur. Met de driekleurenmethodiek biedt Van ’t Zelfde een instrument dat organisaties kan helpen om gedrag bespreekbaar te maken en gericht te sturen op groei en succes. Een kritische noot hierbij is dat labeling via kleuren nooit een doel op zich mag zijn, maar moet altijd verbonden blijven met dialoog, reflectie en begeleiding. Het model vraagt dus veel zorgvuldigheid en kan – wanneer niet op die manier gebruikt – een averechts effect sorteren. Het boek is uitgegeven bij Boom.

 

Kort Lontje – Waarom conflicten vermijden niet altijd de juiste keuze is - Annick Jehaes & Karen Van den Broeck

Leerlingen en leraren brengen hun emoties, frustraties en spanningen mee naar school. Daardoor zijn botsingen tussen leerlingen onderling, tussen leerling en leraar, en binnen een lerarenteam haast onvermijdelijk. Hoe je daarmee omgaat, bepaalt de sfeer in de klas of op school en ook het leerklimaat en het welzijn van iedereen.

Het boek Kort Lontje van Annick Jehaes en Karen Van den Broeck biedt leraren, zorgcoördinatoren, directies, leerondersteuners en andere opvoeders een rijk kader om conflicten beter te begrijpen en er constructief mee om te gaan. Centraal staat het idee dat conflicten niet per se destructief zijn, maar kansen bieden voor groei mits mensen er goed mee omgaan.

Cover en achterflap van het boek Kort Lontje - Annick Jehaes en Karen Van den Broeck - uitgegeven bij Borgerhoff & Lamberigts

kort lontje als spiegel

De titel verwijst naar het fenomeen van mensen die snel uit hun evenwicht raken en heftig reageren. In een klascontext herkent iedere leraar dit: een leerling die meteen ontploft bij een opmerking, de collega die weinig geduld heeft of de eigen momenten waarop spanning overslaat in boosheid.

“Je speelt zelf, hoe subtiel ook, altijd een rol in een conflictsituatie. Het vraagt moed om kritisch naar je eigen aandeel te kijken, maar dit heeft een grote impact als je constructief met conflicten omgaat.”

De auteurs maken duidelijk dat een kort lontje lastig is voor de omgeving en ook een signaal is van iets diepers: onvervulde behoeften, angsten of frustraties. Boos gedrag van een leerling is vaak niet tegen de leraar gericht, maar ontstaat dikwijls vanuit onderliggende kwetsuren. Door het gedrag als spiegel te zien in plaats van als aanval, kan een leraar ruimte scheppen voor empathie en constructieve reacties.

Conflicten als leer- en groeimomenten

De auteurs geven aan dat conflicten ons iets leren over onszelf. Ze onthullen wat wij belangrijk vinden en waar onze grenzen liggen. Dat betekent dat een ruzie tussen leerlingen of een botsing in het team een kans biedt om waarden, behoeften en communicatie bespreekbaar te maken.

Voor leraren kan dit tweeledig zijn:

  1. Voor jezelf: waarom raakt het gedrag van een leerling je zo? Welke triggers spelen er?

  2. Voor de klas: hoe kan je een conflict benutten om leerlingen te leren omgaan met emoties, verschil van mening en respectvolle communicatie?

Dit sluit mooi aan bij de pedagogische opdracht van scholen: leerlingen kennis bijbrengen en ook hun sociale en emotionele vaardigheden versterken.

Communicatie in de klas

De schrijvers besteden veel aandacht aan communicatie. Daarbij onderscheiden ze drie instrumenten:

  • Taal: woorden kunnen verbinden of verdelen. Een leraar die in een conflict belerend of veroordelend spreekt, kan onbedoeld olie op het vuur gooien. Het benoemen van emoties zonder te oordelen daarentegen vermindert vaak de spanning.

  • Toon: stemgebruik speelt een belangrijke rol. Een rustige, lage toon kan kalmeren, terwijl een scherpe of luide stem juist escalerend kan werken.

  • Lichaamstaal: deze bewust inzetten, bijvoorbeeld door nabijheid te zoeken of juist even afstand te nemen, helpt om spanningen te reguleren.

Annick Jehaes en Karen Van den Broeck hebben het bij een aanpak van conflicten over een U-beweging die je kan maken:

  1. Eerst de emoties toelaten en erkennen (de dalende beweging),

  2. Dan het keerpunt bereiken waarin hernieuwd contact ontstaat,

  3. Ten slotte samen zoeken naar oplossingen (de opwaartse beweging).

Op die manier kun je doelgericht naar herstel werken.

Situationele conflictstijlen

De schrijvers onderscheiden vijf conflictstijlen:

  • Doordrukken kan orde afdwingen, maar lokt ook weerstand uit.

  • Vermijden kan op korte termijn rust geven maar op lange termijn frustraties.

  • Toegeven kan de relatie met een leerling beschermen, maar ten koste van je eigen grenzen.

  • Een compromis kan handig zijn bij kleine meningsverschillen, zoals afspraken rond groepswerk.

  • Samenwerken is vaak de meest constructieve stijl, vooral bij klasconflicten waarin alle partijen zich gehoord moeten voelen.

Wanneer je alles uit de kast haalt om de ander te overtuigen, vuur je negatieve woorden en kwetsende verwijten af. Je gooit zo olie op het vuur en je daagt mensen met een kort lontje extra uit.

Geen enkele stijl is de juiste. Het best is het om - afhankelijk van de context - te kunnen schakelen. Leraren kunnen bewust leren kiezen welke stijl op dat moment nodig is in plaats van automatisch te reageren.

Positie en macht

In een school spelen machtsverhoudingen voortdurend mee: leraar-leerling, directeur-leraar, ervaren collega-startende leraar. De auteurs wijzen erop dat een asymmetrische relatie (waarbij de ene partij meer macht heeft) spanningen kan uitlokken als die macht niet met verantwoordelijkheid en respect wordt ingevuld. Zo mag macht van leraren over leerlingen nooit leiden tot machtsmisbruik. Tegelijk is het cruciaal om leerlingen voldoende autonomie te geven zodat ze eigenaarschap ervaren.

Positie en macht zijn extra belangrijk voor beginnende leraren. Het helpt hen bewust worden van hun positie in het team en hun houding tegenover leerlingen. Zo kunnen ze ook leren om gezag uit te oefenen zonder autoritair te worden.

Conflicten binnen teams

Botsingen tussen collega’s of spanningen met de schoolleiding zijn vaak onvermijdbaar. Daarbij maken Annick Jehaes en Karen Van den Broeck het onderscheid tussen inhoudelijke conflicten (over beleid, aanpak of taakverdeling) en relationele conflicten (over samenwerking of persoonlijkheden). Vaak worden relationele spanningen verhuld als inhoudelijke discussies. Het is de kunst om door die laag heen te kijken en het echte probleem te benoemen. In het boek geven de auteurs daarvoor verschillende handvaten en preventieve tips zoals het stellen van duidelijke doelen, het maken van heldere afspraken en aandacht voor onderlinge relaties. Door hierin te investeren, vermijd je dat kleine meningsverschillen uitgroeien tot serieuze conflicten.

Je neemt lading weg van een conflict door begrip te hebben voor de motieven van de ander, empathie te tonen voor de andere persoon en de situatie te bekijken door de ogen van de ander zonder je eigen standpunt op te geven.”

Auteurs Karen Van den Broeck en Annick Jehaes

Innerlijke conflicten en zelfzorg

Leraren dragen zelf ook innerlijke conflicten mee. Het is een dagelijkse uitdaging voor iedereen om te balanceren tussen authenticiteit (jezelf blijven) en conformiteit (voldoen aan verwachtingen van school, ouders of inspectie). De schrijvers benadrukken het belang van zelfzorg en zelfacceptatie. Weten waar je grenzen en triggers liggen, realistische doelen stellen en mild zijn voor jezelf. Immers, wie uitgeput is, kan moeilijk empathisch of constructief reageren. Door goed voor zichzelf te zorgen, kan een leraar, zorgco of leerondersteuner er ook beter zijn voor de leerlingen.

Conclusie

Kort Lontje is zeer bruikbaar voor leraren, mentoren, zorgcoördinatoren, directies, leerondersteuners en andere opvoeders. Veel beschreven situaties spelen zich dagelijks in de klas of school af. Het boek reikt ook praktische handvatten aan. Een grote kracht van dit werkstuk is dat het leraren uitnodigt om niet alleen te kijken naar de lastige leerling of de moeilijke collega, maar hen ook laat reflecteren over  hun eigen rol, hun eigen emoties en hun eigen stijl. Wat zeggen conflicten over jezelf als onderwijsprofessional en hoe kun je groeien in je rol? Het boek toont aan dat zelfkennis, empathie en flexibiliteit de sleutel zijn tot een constructieve omgang met spanningen. We hebben het boek graag gelezen. Het is uitgegeven bij Borgerhoff & Lamberigts.

 

Over de aard en het nut van creativiteit - Ilja Leonard Pfeijffer

Op 8 december 2023 betrad Ilja Leonard Pfeijffer, dichter, schrijver en classicus en bekend van boeken als La Superba, Grand Hotel Europa en magnus opus Alkibiades, opnieuw de academische grond van zijn alma ater, de universiteit van Leiden, tijdens zijn Huizingalezing. Het werd een optreden dat de grenzen tussen literatuur, filosofie en maatschappelijk betoog opzocht. Zijn onderwerp: creativiteit, opgevat als de essentie van kunst én wetenschap, en als een onmisbare kracht voor de toekomst van onze samenleving. In tijden van focus op kennisrijke curricula mag creativiteit als cruciale vaardigheid en attitude niet onderschat worden, zo toont de auteur in zijn essay overtuigend aan.

Cover (gemaakt door de auteur via AI) en achterflap van het boek uitgegeven bij EW uitgevers

Spel als fundament

Ilja Leonard Pfeijffer sluit aan bij Johan Huizinga’s Homo Ludens, waarin het spel de oorsprong van cultuur vormt. Spel is volgens Huizinga geen vrijblijvende bezigheid, maar een ernstige aangelegenheid met eigen regels en een eigen orde. De auteur laat zien hoe deze spelkenmerken ook gelden voor creativiteit dat alleen kan ontstaan binnen een zorgvuldig afgebakende ruimte waar de dagelijkse beslommeringen buitengesloten zijn. In die tijdelijke wereld gelden andere wetten, die van de verbeelding.

Multitasken is jongleren met de wanorde van de werkelijkheid. En hoe beter je kunt jongleren, hoe verderaf je geraakt van de mogelijkheid dat je ooit nog een creatieve gedachte zult ontwikkelen
— Ilja Leonard Pfeiffer

De schepper als luisteraar

Creativiteit is voor de auteur geen daad van brute wilskracht, maar een vorm van empathie: luisteren naar personages, afstemmen op een zwak radiosignaal en zich overgeven aan wat zich aandient. De schrijver is tegelijk schepper en dienaar, iemand die de logica van het verhaal volgt en zich laat verrassen door wat hij zelf niet had kunnen bedenken. Verrassing en spelvreugde zijn geen bijkomstigheden, maar de kern van het scheppingsproces.

Daarmee komt Ilja Leonard Pfeijffer tot een paradoxale definitie: creativiteit vraagt tegelijk om orde en overgave, discipline en loslaten. De maker schept de speelruimte, maar moet bereid zijn zich in die ruimte te laten verrassen.

Kunst, wetenschap en waarheid

Vanuit deze persoonlijke ervaring slaat Ilja Leonard Pfeijffer een brug naar de wetenschap. Ook daar, zo betoogt hij, zijn doorbraken niet het resultaat van eindeloos rekenen of meten, maar van creatieve sprongen die een radicaal nieuw perspectief openen. De boekhouders van de feiten kunnen het bewijs achteraf leveren, maar de verbeelding maakt de revolutie mogelijk. Hier klinkt zijn provocatieve stelling: soms kan een schrijver, gedreven door empathie en verbeelding, dichter bij de waarheid komen dan een wetenschapper.

Maatschappelijke urgentie

De schrijver plaatst zijn lezing in een bredere context: een samenleving die is ingericht op efficiëntie, winst en productiviteit verstikt de ruimte waarin creativiteit kan bloeien. Universiteiten zijn daarvan volgens hem het schrijnende voorbeeld. Creativiteit verhoudt zich buitengewoon slecht met het systeem dat is ingericht op winst en efficiëntie. Zo wordt de luxe om te studeren omwille van het studeren zelf, om te spelen met ideeën, steeds verder ingeperkt.

Zijn conclusie is daarom prikkelend en urgent: als we het vastgelopen kapitalistische systeem willen overstijgen, moeten we de moed hebben een alternatieve samenleving te verbeelden. En dat kan alleen door creativiteit. Creativiteit is geen decoratie van ons bestaan, maar een levensvoorwaarde.

Conclusie

Pfeijffers Huizingalezing is een rijke, veelzijdige tekst die filosofie, persoonlijke reflectie en maatschappelijk engagement met elkaar verweeft. Soms provocerend, vaak paradoxaal, altijd meeslepend. Hij laat zien dat creativiteit niet alleen de kern van kunst en wetenschap is, maar ook de sleutel tot onze toekomst. En hij waarschuwt: zonder de ruimte voor spel en verbeelding verliezen we de mogelijkheid om de wereld opnieuw uit te vinden. Zijn Huizinga lezing is uitgegeven bij EW boeken.

Maar je hebt toch veel vakantie? Steffie De Baerdemaeker - EduNext boekrecensie

Er zijn weinig beroepen waar zoveel misverstanden over bestaan als dat van leerkracht. “Maar je hebt toch veel vakantie?” is een van die hardnekkige clichés waarmee leraren en docenten al te vaak mee geconfronteerd worden. Steffie De Baerdemaeker heeft het in haar boek over een aantal misvattingen over onderwijs en biedt tegelijk een warme, praktische en inspirerende handleiding voor meer werkgeluk en minder werkdruk.

Boekcover en achterflap ‘Maar je hebt toch veel vakantie?’ - Steffie De Baerdemaeker

Onderwijs IS meer dan toetsen en punten

De auteur is het niet eens met het idee dat onderwijs louter draait om toetsen en meetbare prestaties. En dan vaak nog maar van een beperkt deel van het curriculum (taal, wiskunde, wetenschappen). Ze wijst erop dat bijna zestig procent van wat het leerresultaat bepaalt, niets met onderwijs te maken heeft. Onderwijs is volgens haar véél meer: het gaat ook om creativiteit, sociale vaardigheden, waarden, talentontwikkeling en leren samenleven.

Laat je niet meeslepen door ruis

Focus op wat jij en je team echt belangrijk vinden. Hoe beter je je eigen essentie als onderwijsprofessional kent, hoe makkelijker je weerstand biedt aan de eindeloze lijst bijzaken die energie slorpen. Hier introduceert ze praktische oefeningen: nadenken over je favoriete leraren (en wat die precies deden), je eigen onderwijs­overtuigingen onderzoeken en samen een pedagogisch project formuleren dat het kloppend hart van een school vormt.

Perfectionisme

Een valkuil waarin veel leraren (en niet alleen die beroepscategorie) in terechtkomen. Soms slijpen ze ’s avonds nog een extra uur aan een les. De vraag die de auteur terecht stelt: ‘wat is de extra impact van die extra op het leren van de leerlingen?’. Vaak merken leerlingen dat niet eens. Haar advies dan ook: goed is goed genoeg. Perfectie najagen leidt vaak tot frustratie en energieverlies.

Ze introduceert concrete technieken om de werkdruk beheersbaar te maken, zoals het onderscheid tussen kwaliteits- en tijdsgebaseerd werken. Voor kerntaken die tot de essentie behoren, ga je voor kwaliteit. Voor bijzaken plan je een vaste hoeveelheid tijd in en dan is het ook klaar. Ook de metafoor van “Marcel”, de denkbeeldige collega aan wie je binnenwaaiende taken tijdelijk delegeert, is interessant. Bij een latere check blijkt dat een groot deel vanzelf verdwenen of achterhaald is.

De schrijfster benadrukt bovendien het belang van energiegevers: buffertijd inplannen, prutstijd toelaten, bewust ademen en aandacht besteden aan je lichaam. Niet het privéleven tegenover het werk afwegen, maar een balans zoeken tussen activiteiten die  energie geven en activiteiten die energie vreten.

Klasmanagement

Leerlingen zijn vaak tegelijk de grootste bron van geluk en van stress. De auteur pleit voor gezag in plaats van macht: wederzijds vertrouwen, rust uitstralen en kleine, concrete rituelen inbouwen. Ze verwijst naar Haim Omers concept van Nieuwe Autoriteit, dat gebaseerd is op aanwezigheid, zelfbeheersing, steun en vastberadenheid. Maar ook je klasinrichting is daarin bepalend.

Hoeveel dozen, mappen en rommel staan er in jouw klasruimte overal op en onder kasten en tafels?
— Steffie De Baerdemaeker

Inclusief onderwijs

Voor Steffie De Baerdemaeker is inclusie geen woord maar een actie: het vergt bewuste inspanning om élk kind deel te laten uitmaken van de groep. Kleine gebaren, zoals divers lesmateriaal of een begroeting op maat, kunnen al wonderen doen. Inclusie kan je niet alleen waarmaken, benadrukt ze, maar wel samen met je team.

De kern is verbinding. Echte inclusie vraagt dat je kinderen leert kennen in hun eigenheid. In kind- of groeigesprekken stel je drie vragen:

  • Wie ben je?

  • Wat zijn je mogelijkheden?

  • Wat zijn je noden op dit moment?

Het is de kunst om de voornaamste nood te benoemen en samen een stap vooruit te zoeken. Belangrijk: een stap vooruit, niet dé oplossing. Inclusie is een proces, geen eindpunt.

Een ander sterk punt is haar pleidooi voor en-en-denken. Vaak worden oplossingen bedacht voor één specifieke leerling, terwijl dezelfde aanpak ook voor anderen nuttig kan zijn. Door telkens te vragen: “Hoe kan dit ook andere leerlingen helpen?”, versterk je de hele klaswerking. Inclusie wordt zo niet een extra taak, maar een manier om je lespraktijk robuuster te maken.

Onderwijs is een teamsport

Team Steffie De Baerdemaeker ;-)

Werkgeluk wordt in grote mate bepaald door de relaties met collega’s. Autonomie en vertrouwen zijn sleutelbegrippen: leerkrachten hebben vrijheid nodig om hun vakmanschap te laten renderen, maar die vrijheid gaat hand in hand met verantwoordelijkheid. Ze wijst op het belang van verbondenheid en waardering. Een cultuur van vertrouwen voelt lichter en productiever dan een cultuur van controle. En wederzijdse waardering hoeft niet altijd groot of formeel te zijn: drie eenvoudige vragen maken volgens haar al een wereld van verschil: Hoe is het? Waar ben je mee bezig? Wat kan ik voor je doen?

Teambuilding is er niet om een team te repareren, maar om een goed draaiend team te onderhouden.

De vier dimensies van werkgeluk

Een van de rode draden in het boek is de zoektocht naar werkgeluk. De auteur onderscheidt vier dimensies: werktevredenheid, werkplezier, actieve betrokkenheid en zinvolheid. Wanneer leerkrachten erin slagen die balans te vinden, ontstaat er een krachtige motor voor duurzame energie. Maar wie zich enkel betrokken en zinvol voelt, zonder plezier en tevredenheid, brandt langzaam maar zeker op. Het boek is daarmee ook een wake-up call: goed zorgen voor jezelf en je collega’s is geen luxe, maar een voorwaarde voor goed onderwijs.

Conclusie

Dit is een praktische, warme en laagdrempelige gids die aansluit bij de dagelijkse realiteit van leraren. Het is een boek dat erkent hoe zwaar en complex de job kan zijn, maar tegelijk hoop en richting biedt. De boodschap is dat je als leerkracht kunt omgaan met werkdruk: je kan keuzes maken, grenzen stellen, verbinding zoeken en je eigen werkgeluk vergroten. Steffie De Baerdemaeker schrijft niet vanuit de hoogte, maar als ervaringsdeskundige die naast je zit. Ze gebruikt humor, herkenbare anekdotes en levendige metaforen. Een mooi voorbeeld is de ‘hola’, de collega die in een vergadering - waar weer met actiepunten gestrooid wordt - even de rem opzet en vraagt “oké als we dit en dat allemaal gaan doen, wat gaan we dan níét meer doen?”. Het boek, uitgegeven bij Owl Press, is een aanrader voor elke leerkracht, schoolleider of beleidsmaker.

 

Inclusief onderwijs in zeven tinten grijs – Elke Emmers, Liesbeth Saenen & Katrien Hermans

Inclusief onderwijs is al jaren een heet hangijzer binnen het Vlaamse onderwijsdebat. Zelden zo beeldend, systematisch én gelaagd beschreven als in Inclusief onderwijs in zeven tinten grijs. Elke Emmers, Liesbet Saenen en Katrien Hermans weten – op ondeugende wijze - met een combinatie van onderzoek, praktijkervaring en scherpe observaties een rijk beeld te schetsen van de uitdagingen, spanningen en kansen die inclusie met zich meebrengt. Centraal in het boek staat de leerondersteuner voor wie dit boek een doorleefde gids kan zijn vol concrete inzichten over samenwerking, professionele identiteit en het delicate evenwicht tussen idealisme en realiteit.

Een genuanceerde blik

Het is duidelijk dat de schrijvers streven naar nuance. Ze presenteren inclusief onderwijs als een proces van voortdurend afstemmen, communiceren en experimenteren. Ze benadrukken dat alle betrokkenen – leerkrachten, leerondersteuners, ouders en andere professionals – hun eigen expertise en noden inbrengen, zonder dat iemand op de stoel van de waarheid zit. Dit gelijkwaardigheidsprincipe vormt de rode draad doorheen het boek.

tijd te kort

Een belangrijk aandachtspunt dat al vroeg wordt aangehaald, is de structurele tijdsdruk. Zowel leerkrachten als leerondersteuners worstelen met volle agenda’s, uiteenlopende uurroosters en beperkte mogelijkheden tot overleg. Dit creëert praktische en ook relationele uitdagingen.

Context en uitdagingen

Ondanks wettelijke rechten op ondersteuning gaat meer dan 6% van de Vlaamse schoolgaande kinderen in het buitengewoon onderwijs, vaak omdat het reguliere onderwijs onvoldoende middelen of expertise kan bieden. Inclusie, zo stellen de auteurs, is meer dan enkel fysieke aanwezigheid: het vraagt om een transformatief proces waarin schoolcultuur, beleid en praktijk zich aanpassen om iedereen volwaardig te laten deelnemen.

Een belangrijk deel van de analyse gaat over de rol van de leerondersteuner. Deze moet niet alleen kennis hebben van specifieke onderwijsbehoeften, maar ook beschikken over communicatieve vaardigheden, flexibiliteit en een verbindende houding. Tegelijk kampen veel leerondersteuners met onduidelijkheid over hun takenpakket en met verwachtingen die niet altijd realistisch of haalbaar zijn.

Samenwerking voorbij de eilandjes

In plaats van naast elkaar werken, pleiten de auteurs voor echte interprofessionele samenwerking, waarbij disciplines hun grenzen overstijgen en een gemeenschappelijk doel centraal staat. Dit vraagt om gedeelde waarden, reflectie op de eigen professionele identiteit en het opbouwen van netwerkbewustzijn.

Ze erkennen dat teamreflectie, onderling vertrouwen en open communicatie vaak ontbreken en dat veel samenwerkingen in de praktijk gefragmenteerd blijven. Tegelijk bieden ze handvatten om die barrières te doorbreken zoals het expliciet maken van rollen, het verkennen van elkaars kernwaarden en het hanteren van duidelijke prioriteiten in samenwerkingsstrategieën.

De menselijke factor

De schrijvers hebben het over lubricatie van samenwerking: communicatie, coördinatie, evenwichtige bijdragen, cohesie, inzicht en de balans tussen professioneel en persoonlijk succes. Hier laten de auteurs zien hoe kwetsbaar inclusieve samenwerking is als één van deze factoren ontbreekt. Zo kan het ontbreken van informele contactmomenten – bijvoorbeeld in de leraarskamer of wandelgangen – de vertrouwensband ernstig verzwakken. Omgekeerd kan een langdurige en consequente samenwerking leiden tot duurzame partnerschappen.

De cruciale rol van ouders

Het boek schenkt uitgebreid aandacht aan de relatie met ouders. In veel inclusietrajecten worden ouders pas laat betrokken, wat hun positie als volwaardige partner ondermijnt. De auteurs pleiten ervoor ouders vanaf de gouden weken van de ondersteuning te betrekken, hun ervaringsdeskundigheid te erkennen en samen te werken vanuit wat het kind wél kan. Het boek benoemt hierbij ook de gevoeligheden rond labels en het gevaar dat een kind wordt gereduceerd tot zijn beperkingen.

Wat hier opvalt, is het pleidooi voor breed leren: inclusie gaat niet enkel over cognitieve doelen, maar ook over motorische, sociaal-emotionele, artistieke en morele ontwikkeling. Dit bredere perspectief maakt de samenwerking met ouders en andere partners des te relevanter.

Rollen en modellen

Een van de meest praktische hoofdstukken van het boek gaat in op de verschillende rollen die een leerondersteuner kan vervullen, met modellen zoals dat van Van De Putte & De Schauwer en het IIPRAD-model. Van scheidsrechter tot bruggenbouwer en van co-teacher tot reflectieve professional, de auteurs laten zien dat leerondersteuning geen monolithische functie is maar een veelzijdige en contextafhankelijke rol. Deze indeling geeft zowel beginnende als ervaren ondersteuners een kader om hun eigen werk te analyseren en om zich verder te ontwikkelen.

Zeven tinten grijs

Het titelhoofdstuk Zeven tinten grijs, is misschien wel het meest creatieve deel van het boek. Hier gebruiken de auteurs relationele ondeugende metaforen om samenwerkingsvormen te typeren: van de one-night stand (vluchtige ontmoetingen) tot het huwelijk (diepgaande, duurzame samenwerking). Tussenin bevinden zich de affaire, friends with benefits, de pornoset en de latrelatie. Deze metaforen maken op speelse wijze duidelijk dat de kwaliteit van samenwerking sterk varieert en dat niet elke samenwerkingsvorm geschikt is om duurzame inclusie te realiseren.

Reflectie en veranderkracht

In het slotdeel verschuift de focus naar reflectie en de veranderkracht van leerondersteuners. Kritische reflectie wordt voorgesteld als essentieel, niet alleen op het niveau van wat en hoe, maar vooral op het waarom van het handelen. Hier positioneren de auteurs de leerondersteuner als een change agent, iemand die niet alleen bijdraagt aan het huidige inclusieve proces, maar ook actief werkt aan een meer rechtvaardige, inclusieve toekomst.

De schrijvers sluiten af met een realistische boodschap: duurzame samenwerking vraagt meer dan intenties of afspraken op papier. Het vergt voortdurende inzet, onderlinge waardering en de bereidheid om samen te groeien, ook als dat soms via onbekende of oncomfortabele wegen gaat.

Auteurs - Liesbet Saenen - Elke Emmers - Katrien Hermans

Conclusie

Inclusief onderwijs in zeven tinten grijs is een rijk boek dat theorie, praktijk en persoonlijke reflectie op een natuurlijke manier met elkaar verweeft. Het boek is bijzonder toegankelijk geschreven, de creatieve metaforen, het oog voor relationele dynamiek en de concrete handvatten maken het tot een waardevolle bron voor leerondersteuners, leerkrachten, directies én ouders.

Wat het boek extra sterk maakt, is dat het niet vervalt in zwart-witdenken. De titel is dan ook treffend: de werkelijkheid van inclusief onderwijs bevindt zich meestal in de grijze zone, waar tegenstrijdige belangen, beperkte middelen en menselijke emoties elkaar kruisen. Juist in dat spanningsveld weet het boek richting te geven, zonder te doen alsof er een pasklare oplossing bestaat.

Dit boek is een aanrader voor iedereen die professioneel of persoonlijk betrokken is bij inclusief onderwijs. Het biedt kennis, inspiratie en erkenning voor de dagelijkse realiteit van werken in dit veld. Het laat zien dat inclusie geen eindpunt is, maar een voortdurende reis. Een proces van luisteren, verbinden, reflecteren en bijsturen.

Inclusief onderwijs in zeven tinten grijs geeft je de taal, de inzichten en de motivatie om het pad van inclusie met meer bewustzijn en veerkracht te bewandelen. Het boek is uitgegeven bij Academic Scientific Publishers (nu Owl Press).