Boekrecensie: Excluses – Wat uitsluiting doet met mensen -  Beno Schraepen

In zijn confronterend boek Excluses – Wat uitsluiting doet met mensen legt Beno Schraepen, orthopedagoog, ervaringsdeskundige in het buitengewoon onderwijs en docent/onderzoeker aan de AP Hogeschool, het mechanisme van sociale uitsluiting en segregatie in onze samenleving bloot. Hij legt de vinger op de wonde van onze maatschappelijke structuren en toont de urgentie en noodzaak van een inclusieve samenleving waarin alle burgers - ongeacht hun beperkingen - volwaardig kunnen deelnemen. Het resultaat is een werkstuk dat uitnodigt tot reflectie en actie.

Cover van het boek en de achterflap - Owl Press

Thema’s en kernboodschap

De auteur opent met de stelling dat uitsluiting in ons DNA zit. Dit is een ongemakkelijke waarheid, zeker als hij je uitnodigt om zelf een antwoord te geven op enkele prikkelende vragen:

-            Hoe vaak ga je op stap met iemand in een rolstoel?

-            Hoe natuurlijk gedraag jij je tegenover mensen met een beperking?

-            Heb jij mensen met een beperking in je vriendenkring (als ze geen familie zijn)?

Deze alledaagse situaties ontmaskeren een samenleving waarin mensen met een beperking steevast achteraan in de rij staan of zelfs onzichtbaar blijven. De kern van zijn betoog is dat uitsluiting niet zomaar een sociaal ongemak is maar een fundamentele breuk in de relaties tussen mensen en de samenleving.

Volgens de auteur is segregatie een vorm van discriminatie. Hij stelt dat speciale voorzieningen zoals aparte scholen en instellingen - vaak goedbedoeld - juist bijdragen aan een structurele uitsluiting. Mensen met een beperking worden niet als volwaardige burgers gezien, maar als ‘anderen’ waarvoor aparte omgevingen noodzakelijk zijn. Dit schept fysieke, psychologische en symbolische muren.

Kritiek op segregatie in onderwijs en zorg

Onderwijs is in Vlaanderen de motor van segregatie. Met meer dan 4% van de leerlingen in het buitengewoon onderwijs – een cijfer dat ver boven het Europese gemiddelde ligt – hebben we een van de meest gesegregeerde onderwijssystemen. Beno Schraepen legt uit hoe dit systeem systematisch kansen ontneemt en kinderen stigmatiseert.

Hij wijst erop dat deze segregatie niet alleen de kinderen zelf treft, maar ook de bredere maatschappij. Omgekeerd biedt inclusief onderwijs voordelen voor kinderen met een beperking én voor hun klasgenoten zonder beperking. Het creëert een cultuur van wederzijds begrip en respect die de basis vormt voor een inclusieve samenleving. Toch blijft het Vlaamse beleid volgens hem hangen in excuses en “ja maar”-redeneringen:

-            ja, maar we hebben de draagkracht niet

-            Ja, maar het is beter voor hen in het buitengewoon

-            Ja, maar we hebben er geen middelen voor.

De schrijver ontkracht deze excuses systematisch en roept op tot politieke moed en gedragsverandering.

Het VN-Verdrag en het recht op inclusie

Het recht op inclusie is een fundamenteel mensenrecht, verankerd in het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De auteur legt helder uit hoe het verdrag uitgaat van een dynamische visie op handicap: niet de beperking zelf, maar de belemmeringen in de omgeving maken dat iemand gehandicapt is. Redelijke aanpassingen – zowel materieel (zoals een traplift of brailleleesregel) als immaterieel (zoals aangepaste lestijden of alternatieve evaluatievormen) zijn cruciaal om deze barrières weg te nemen. Deze redelijke aanpassingen worden nog te vaak onvoldoende of helemaal niet doorgevoerd, waardoor het VN-Verdrag in de praktijk dode letter blijft, zeker in Vlaanderen. De politiek hanteert nog steeds een dubbelzinnig discours: inclusie waar het kan, apart als het moet. Maar het mag niet de meerderheid zijn die beslist of en wanneer inclusie moet. Het is de minderheidsgroep, de mensen met een beperking zelf, die mee moeten kunnen bepalen wat nodig is voor hun deelname aan de samenleving.

Met ongeveer 15% van de wereldbevolking zijn personen met een handicap de grootste minderheidsgroep.
— Beno Schraepen


De kracht van taal en beeldvorming

Een ander krachtig aspect van het boek is hoe we spreken over mensen met een beperking: de gehandicapte versus een persoon met een handicap. Het is een wereld van verschil. Door mensen niet te reduceren tot hun beperking, tonen we respect voor hun volledige identiteit. We hebben taal nodig die de mens centraal stelt en uitgaat van verschillen als iets fundamenteel menselijks, in plaats van als afwijking van de norm. Labels en diagnoses hebben daarbij een dubbelzinnig effect: ze openen deuren naar noodzakelijke ondersteuning en dragen tegelijk bij aan stereotypering en stigmatisering. Dit labelingsmechanisme grijpt diep in op de identiteitsontwikkeling van mensen met een beperking.

Van integratie naar inclusie

Waar integratie uitgaat van de noodzaak om aan te passen aan de bestaande normen van de samenleving, staat inclusie voor een intrinsieke rijkdom aan diversiteit. Inclusie vraagt tevens om een fundamentele hertekening van onze structuren en relaties, en dat vereist verandering op alle niveaus: van het onderwijs en de arbeidsmarkt tot de sociale omgangsvormen in alledaagse situaties.

De auteur wijst erop dat integratiebeleid momenteel vaak neerkomt op vrijblijvende tolerantie. Zolang mensen met een beperking zich aanpassen aan de regels van de meerderheid, mogen ze erbij horen. Maar als het niet lukt, is het zogenaamd hun eigen verantwoordelijkheid. Inclusie daarentegen vraagt om een diepgaande transformatie waarin urgentie, visie, consensus, middelen en vaardigheden onmisbaar zijn.

Praktijkvoorbeelden en toekomstperspectief

Een van de sterke kanten van Excluses is dat de auteur zijn betoog illustreert met talrijke voorbeelden uit de praktijk – van scholen die wel succesvol inclusief werken tot internationale onderzoeken die aantonen dat inclusief onderwijs niet alleen mogelijk is, maar ook beter werkt. Zo blijkt uit een Amerikaanse studie onder 11.000 leerlingen dat kinderen met beperkingen in een inclusief onderwijssysteem later in het leven betere kansen hebben op werk en zelfstandigheid. En dat dit geen negatieve effecten heeft op andere leerlingen, integendeel. Daarnaast komt William Boeva, stand-up comedian met een beperking, in het boek regelmatig aan het woord en vertelt hij wat exclusie met hem als persoon gedaan heeft.

Auteur Beno Schraepen - foto: Kristof Ghyselinck

Kritische noot en hoopvolle toon

Wat dit boek bijzonder maakt, is dat het ondanks de scherpe kritiek op het huidige beleid een hoopvolle toon behoudt. De auteur gelooft in de kracht van verbeelding en in de mogelijkheid tot verandering. Hij benadrukt dat verandering niet altijd begint bij wetten of structuren, maar bij de bereidheid van mensen om anders te kijken en te handelen. Daarbij is het essentieel dat we het anders-zijn van de ander niet zien als een tekort, maar als een gelijkwaardig verschil dat ons allemaal rijker maakt. Er is echter nog veel werk, zowel aan de systemen als aan de mensen zelf. Ouders, leerkrachten en hulpverleners voelen zich nog vaak handelingsverlegen of overbelast. Nu ligt juist daarin de kiem van verandering. In het doorbreken van angst en het erkennen van diversiteit als een bron van mogelijkheden. Het vergt creativiteit maar waar een wil is, is vaak ook een weg.

Conclusie

Excluses – Wat uitsluiting doet met mensen houdt ons een spiegel voor en zet aan tot zelfreflectie. Het boek verdient een breed lezerspubliek: van beleidsmakers en leraren tot hulpverleners, ouders en eigenlijk iedereen die gelooft dat een samenleving pas echt menselijk is als we iedereen insluiten. Het boek is een inspirerend manifest voor een samenleving waarin we verschillen koesteren. Een aanrader voor iedereen die gelooft in de kracht van inclusie en voor hen die zich daar vragen bij stellen. Het boek is uitgegeven bij Owl press.

EduNext en inclusie

De titel van het boek had ook Incluses, wat insluiting doet met mensen kunnen heten. Zoals uit eerdere blogs bleek, verdiept EduNext zich regelmatig in dit thema. Het EduNext transformatierad is een uitdagend denkmodel om na te denken over inclusie, om concrete acties te formuleren voor elk van de elementen en om er één coherent geheel van te maken. We gebruikten het al verschillende keren tijdens workshops met leersteuncentra. Leerondersteuners worden - zoals ook in het boek vermeld - bijna elke dag geconfrontreerd met de vraag: ‘hoe krijgen we leraren en directies mee?’. Scholen kunnen het ook zelf gebruiken om stappen te zetten naar inclusie en om leerlingen met en zonder beperking stap per stap meer eigenaarschap over hun leerproces te geven en hen daarbij zelf keuzes te laten maken. Meer info of een vrijblijvend intakegesprek? => contact@edunext.be

Boekrecensie - Het ABC van motivatie - Maarten Van Steenkiste en Bart Soenens

Dit lijvig boek legt de fundamenten van motivatie in het onderwijs helder en praktisch uit en gaat nog een stuk verder. Het biedt handvatten voor leraren, opvoeders, ouders en beleidsmakers om te streven naar betere leerprestaties via een ondersteundende leerervaring waarin leerlingen centraal staan, op motiverende wijze gesteund en begeleid door hun leraren. Auteurs Maarten Van Steenkiste en Bart Soenens, beiden hoogleraren aan de UGent, combineren in dit werk hun wetenschappelijke expertise met een warme en menselijke blik op onderwijs en opvoeding.

De essentie van het ABC

Het uitgangspunt van het boek is de zelfdeterminatietheorie van Edward Deci en Richard Ryan waarin autonomie (psychologische vrijheid en authenticiteit), verbondenheid (warme relaties) en competentie (iets kunnen, groeien, doelen bereiken) de drie psychologische basisbehoeften zijn van elke mens. Deze drie basisbehoeften vormen de motor achter motivatie, betrokkenheid en welbevinden van leerlingen.

Wat het boek sterk maakt, is dat het deze drie basisbehoeften niet als losstaande puzzelstukjes behandelt, maar als een geïntegreerd geheel dat de kern raakt van wat onderwijs zou moeten zijn: een plek waar leerlingen zichzelf kunnen zijn, zich verbonden voelen en succeservaringen opdoen.

Van theorie naar praktijk

Het boek blinkt uit in toegankelijkheid en vertaalt wetenschappelijke inzichten in een concrete praktijk. Het is rijk aan voorbeelden, herkenbare situaties en praktische handvatten. De auteurs gaan daarbij systematisch te werk: eerst leggen ze de fundamenten van het ABC uit, daarna tonen ze hoe je als leraar of opvoeder deze behoeften kunt ondersteunen, frustreren of negeren, en tot slot reiken ze een kompas aan om hier bewust mee om te gaan.

ABC-bevrediging en ABC-frustratie

ABC-bevrediging ontstaat als leerlingen de ruimte krijgen om keuzes te maken, zich verbonden weten met medeleerlingen en leraren en vertrouwen hebben in hun eigen kunnen. Dat zorgt motivatie en sterkere leerprestaties. Bij ABC-frustratie daarentegen worden leerlingen beknot in hun autonomie, voelen ze zich alleen en twijfelen ze over zichzelf en hun competentie. Frustratie van basisbehoeften is niet neutraal en kan negatieve effecten hebben op het welbevinden en zelfs op de geestelijke gezondheid van leerlingen. ABC-frustratie is een voorspeller voor gedragsproblematieken, demotivatie, schoolverzuim en lage leerprestaties.

Een genuanceerde kijk op autonomie

Vaak wordt autonomie verward met volledige zelfstandigheid, maar volgens de auteurs gaat autonomie vooral over psychologische vrijheid en vrijwilligheid, ook als de leraar duidelijke kaders biedt of begeleidt. Dit onderscheid tussen zelfstandig functioneren en vrijwillig functioneren geeft leraren de ruimte om zowel structuur te bieden als autonomie te ondersteunen. Dat betekent tijdelijk helpen om daarna geleidelijk los te laten zodat leerlingen het alleen kunnen of klaar zijn voor een hoger niveau (scaffolding).

Autonomie-ondersteunende directe instructie

Misschien wel een van de belangrijkste woorden in het boek: autonomie-ondersteunend. Het woord komt in het werkstuk terecht veel voor. Het is voor de schrijvers cruciaal om bij directe instructie structurerend en autonomie-ondersteunend te werk te gaan. Als je daarbij te veel je expertise wil demonstreren of je geeft les op een verplichtende manier, dan riskeer je dat leerlingen hun motivatie verliezen. In de praktijk kan een te sterke drang om expertise te delen via directe instructie ook een competentie- en autonomie-ondermijnend effect uitoefenen op leerlingen.

Het leraRENkompas als richtingaanwijzer

Een van de sterke troeven van het boek is het lerarenkompas dat de auteurs hebben ontwikkelend. Het is een instrument dat leraren kan helpen om bewust te kiezen voor een bepaalde stijl of houding in de klas. Ze beschrijven daarin volgende motiverende lerarenstijlen:

  • Participatieve stijl: je voorziet waar mogelijk in keuzes en laat je leerlingen mee bepalen. Zo maak je leerlingen medeverantwoordelijk voor hun leerproces en verhoog je hun betrokkenheid.

  • Afstemmende stijl: hierbij probeer je aansluiting te vinden bij het perspectief van leerlingen door uitnodigende taal te hanteren en mee te veren met hun weerstand.

  • Begeleidende stijl: je bouwt de les stapsgewijs op en begeleid je leerlingen optimaal in hun leerproces, zodat ze zich bekwaam voelen om de opgedragen leertaken goed aan te pakken.

  • Verhelderende stijl: je communiceert duidelijke verwachtingen naar leerlingen, je geeft kwaliteitsvolle instructie en je bent transparant over leerdoelen en beoordelingscriteria.

Het lerarenkompas bevat ook demotiverende lerarenstijlen:

  • Afwachtende stijl: je laat de zaken op hun beloop

  • Opgevende stijl: je hebt de neiging om ruziënde of klagende leerlingen te negeren

  • dominerende stijl: je laat als leraar je macht gelden om je leerlingen tot de orde te roepen. Je zet hen op hun plaats door hen te kleineren of te vernederen

  • Eisende stijl: je staat er - via forse en bevelende taal - op dat leerlingen discipline, medewerking en doorzettingsvermogen tonen.

De auteurs erkennen dat een leraar – afhankelijk van de leeftijd, het beginniveau en de context van de leerling - moet schakelen tussen stijlen. Toch leggen ze duidelijk uit waarom autonomie-ondersteunende (participatief, afstemmend) en structuur-ondersteunende stijlen (verhelderend, begeleidend) wenselijk zijn omdat ze het ABC voeden en leerlingen helpen om met goesting te leren. En dat chaotische stijlen (afwachtend en opgevend) en controlerende stijlen (dominerend en eisend) nefast zijn voor de motivatie van leerlingen.

De overgang van ‘moetivatie’ naar ‘goesting’

De auteurs houden een pleidooi voor kwaliteitsvolle motivatie. Ze onderscheiden intrinsieke en extrinsieke motivatie en vooral het verschil tussen gecontroleerde en autonome motivatie. Ook extrinsieke motivatie kan waardevol zijn, zolang leerlingen maar het gevoel hebben dat ze zelf willen en mogen. Het gaat om de binnenkant van de motivatie: doe je iets omdat je moet, of omdat je er zelf achter staat? De overgang van moetivatie naar goesting is het moment waarop leerlingen niet alleen begrijpen wat ze leren, maar ook waarom het belangrijk is – of dat nu gaat om burgerschap, duurzaamheid of hun persoonlijke dromen.

ABC-groeigesprekken

Bart Soenens en Maarten Van Steenkiste breken een lans voor ABC-groeigesprekken. Dit zijn open gesprekken waarin de leraar samen met de leerling reflecteert op hoe het met hun autonomie, verbondenheid en competentie gesteld is. Zo een gesprek hoeft niet therapeutisch te zijn, het kan een krachtig middel zijn om leerlingen te helpen meer zicht te krijgen op zichzelf, hun ambities en de dingen die hen energie geven. Onderwijs gaat niet alleen over sterke resultaten, het gaat ook over het vormen van mensen.

Bart Soenens (links) – Maarten Van Steenkiste (midden) en uitgever Charles Derre (rechts) tijdens de boekvoorstelling – foto via Linkedin.

Conclusie

Een van de grote sterktes van Het ABC van motivatie is de manier waarop theorie en praktijk hand in hand gaan. De auteurs putten uit tientallen jaren onderzoek, maar blijven altijd dicht bij de leefwereld van de leraar en de leerling. Het boek biedt concrete voorbeelden, handvatten en gespreksmodellen die je meteen kan toepassen in de klas. Een aandachtspunt is dat de rijkdom aan concepten en voorbeelden soms wat overweldigend is. Daardoor kan het boek – ook omdat het 432 pagina’s telt – leraren tegenhouden om het te lezen. Wat jammer zou zijn. Je kunt het boek ook zien als een naslagwerk waar je als onderwijsprofessional steeds opnieuw kan naar terugkeren.

Anders kijken naar onderwijs

De auteurs dagen leraren uit om verder te kijken dan punten en prestaties, en te investeren in wat leerlingen werkelijk nodig hebben om te groeien: autonomie, verbondenheid en competentie. En hetzelfde geldt – ook al is dat geen thema van het boek – ook voor leraren, directies en andere onderwijsprofessionals. De schrijfstijl van het boek is helder, vriendelijk en uitnodigend. Hoewel het boek stevig is onderbouwd met wetenschappelijke inzichten, voelt het nooit zwaar of ontoegankelijk aan. Integendeel: het is een pleidooi voor mensgericht onderwijs, geschreven door auteurs die zichtbaar passie hebben voor hun vak en voor hun studenten. Het boek is uitgegeven bij LannooCampus.

 

Diversiteit op school: hoe zorgen we ervoor dat elke leerling zich thuis voelt en slaagt?

Diversiteit is alomtegenwoordig in onze Vlaamse scholen. Dat zorgt voor hevige debatten in de leraarskamer en in de media. Moeten we vasthouden aan één norm of net alle verschillen omarmen? Het recente ECDIS-project van de KU Leuven (Etnisch Culturele Diversiteit in Scholen) brengt via een grootschalig onderzoek bij duizenden leerlingen in Vlaamse basisscholen wetenschappelijk onderbouwde antwoorden op deze cruciale vragen. De resultaten zijn duidelijk: de manier waarop scholen omgaan met diversiteit heeft een enorme impact op hoe leerlingen zich voelen op school en op hun prestaties.

Afbeelding Erin Gordon - Drawify

3 manieren waarop scholen diversiteit benaderen

Assimilatie: hierbij is het idee dat leerlingen met een migratieachtergrond zich moeten aanpassen aan de Vlaamse cultuur en hun eigen taal en gewoonten best achterwege laten op school. Verschillen worden gezien als tekorten die weggewerkt moet worden.

Kleurenblindheid: deze benadering wil etnische verschillen negeren of minder belangrijk maken. De focus ligt op neutraliteit of het benadrukken dat we "allemaal mensen" zijn.

Pluralisme: deze visie ziet diversiteit als een meerwaarde en wil deze actief inzetten en omarmen.

Deze drie benaderingen hebben hetzelfde doel: alle leerlingen optimaal laten presteren. Maar wat is nu het effect van elke benadering?

Assimilatie ONDERMIJNT SCHOOLPrestaties

De resultaten van het ECDIS-project en de enquêtes tonen aan dat leerlingen zich naarmate ze meer assimilatie waarnemen op school significant mínder thuis voelen, ongeacht het domein (van taalverbod tot niet-erkenning van niet-christelijke religie). Zich minder thuis voelen, vertaalt zich steevast in lagere wiskundeprestaties. Als een leraar het bijvoorbeeld niet goed vindt als leerlingen trots zijn op hun niet-Vlaamse roots, dan heeft dat een rechtstreeks negatief effect op hun prestaties. Cruciaal is dat deze negatieve effecten gelden voor alle leerlingen (de effecten zijn wel sterker voor leerlingen met een migratieachtergrond). Tijdens focusgroepen met leerlingen, hebben deze laatste kritiek op assimilatie (inclusief het hoofddoekenverbod) omdat ze vinden dat ze daardoor niet kunnen tonen wie ze écht zijn en zich dus niet echt thuis kunnen voelen. Zich thuis voelen kan pas als je geaccepteerd wordt om wie je bent. Ook leerlingen zonder migratieachtergrond zijn tegen assimilatie. Ze vinden het belangrijk te kunnen leren over andere culturen. In bijna elke focusgroep vinden leerlingen een assimilatiebeleid discriminerend omdat leerlingen met een migratieachtergrond minder mogen dan andere leerlingen (zoals trots zijn op hun cultuur of hun moedertaal spreken). Gelijke behandeling is voor hen essentieel. De conclusie is duidelijk: regels zoals 'enkel Nederlands' op school zijn geen goed idee. Ook het hoofddoekenverbod heeft negatieve associaties met het zich thuis voelen en met prestaties voor alle leerlingen, wellicht omdat leerlingen het zien als discriminerend en een belemmering om zichzelf te zijn.

Kleurenblindheid: goede intenties …

De bevindingen over kleurenblinde praktijken zijn minder eenduidig. Over het algemeen hebben praktijken waarbij diversiteit volledig genegeerd wordt, zoals een laissez-faire taalbeleid (geen regels) of een verbod op alle religieuze tekens omwille van neutraliteit negatieve gevolgen voor het zich thuis voelen. De enige positieve associatie met kleurenblindheid is wanneer scholen verschillen minder belangrijk maken door te benadrukken dat we allemaal mensen zijn. Leerlingen vinden dat kleurenblinde scholen wel een gelijke behandeling nastreven - wat ze waarderen – maar vinden het jammer dat ze nog steeds niet trots mogen zijn op hun etniciteit of kunnen leren over elkaars culturen.

Pluralisme: groeikansen voor iedereen!

De onderzoekers vinden eenduidig positieve effecten voor alle pluralistische praktijken. Leerlingen die meer pluralisme ervaren op school, voelen zich meer thuis.  En dit sterkere gevoel van zich thuis voelen, hangt op zijn beurt samen met betere prestaties op de wiskundetoets. Voorbeelden van effectieve pluralistische praktijken zijn:

• Het inzetten van de thuistaal van leerlingen als hulpbron om te leren

• Het bespreken dat alle culturen waardevol zijn

• Het voorzien van lesmateriaal met gelijke representatie van mensen uit diverse culturen

Sommige pluralistische praktijken zijn nog effectiever voor zowel zich thuis voelen als voor prestaties:

• Een anti-discriminatiecurriculum: discriminatie bespreekbaar maken in de les

• Het bespreken van het Belgische koloniale verleden op school

Inclusief multiculturalisme: benadrukken dat alle etnische identiteiten positief gewaardeerd worden, inclusief de Vlaamse

Deze effecten gelden opnieuw voor leerlingen met een migratieachtergrond, en bevorderen in dezelfde mate ook het zich thuis voelen en de prestaties van leerlingen zonder migratieachtergrond. Iedereen wordt beter van het erkennen en omarmen van etnisch-culturele diversiteit. Leerlingen vinden het belangrijk dat hun identiteit positief gewaardeerd wordt en dat ze trots kunnen zijn op hun herkomst. Ze zien het leren over de culturen van klasgenoten als een meerwaarde. Ze hebben ook een sterke behoefte om discriminatie bespreekbaar te maken op school. Ze willen een kritische vorm van pluralisme die ongelijkheid aanpakt. Door leerlingen actief te betrekken bij het oplossen van problemen zoals ongelijke behandeling, voelen ze zich serieus genomen en competent. Dit grootschalige onderzoek toont aan dat het waarderen van diversiteit essentieel is voor het welzijn en de schoolresultaten van alle leerlingen in Vlaanderen. Assimilatie schaadt, kleurenblindheid is wisselend effectief, pluralisme biedt aantoonbare groeikansen voor iedereen.

Concreet aan de slag

Scholen en leraren kunnen dit concretiseren door:

Ruimte te maken voor de thuistalen van leerlingen (bijvoorbeeld door ze in te zetten als hulpbron) en diverse religieuze expressies.

• Meer algemeen aandacht te besteden aan diversiteit in het curriculum op een diepgaande manier.

• Leerlingen het gevoel te geven dat ze trots mogen zijn op hun etnische identiteiten.

• Zeker de meest effectieve praktijken te implementeren: het bespreekbaar maken van discriminatie en het kritisch bespreken van het Belgische koloniale verleden.

Conclusie onderzoek

Dit onderzoek is een oproep om etnisch-culturele verschillen te erkennen en aan te boren als een hulpbron om tot welzijn en leren te komen. Een doordacht pluralistisch diversiteitsbeleid kan zo een krachtige hefboom zijn om de algehele kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en ervoor te zorgen dat alle leerlingen zich optimaal thuis voelen en presteren. Op die manier zorgen we voor echt inclusieve scholen. Samenvattend wijst het onderzoek sterk in de richting van een schoolorganisatie, leeromgeving en curriculum die diversiteit omarmen en waarderen. Dit omvat het kritisch bespreken van ongelijkheid en het verleden, en het creëren van een omgeving waarin leerlingen geaccepteerd worden voor wie ze zijn en trots kunnen zijn op hun identiteit. Deze benadering is gunstig voor alle leerlingen.

Bron: ECDIS-project van de KU Leuven (Etnisch Culturele Diversiteit in Scholen) - Konings & De Leersnyder

Systemische aanpak via het transformatierad

Om effectief en versterkend in te zetten op diversiteit kun je inzetten op meerdere wielen van het transformatierad:

EduNext transformatierad

Aan de slag met inclusie?

EduNext heeft zich de voorbije jaren gespecialiseerd in het thema inclusie. Wil je hierover in gesprek gaan? Geef een seintje aan dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448

Zeven hefbomen om van werk- en vakgroepen sterke professionele leergemeenschappen te maken

Een van de manieren om kwaliteitsvol onderwijs te realiseren, zijn goed functionerende vak- en werkgroepen. Werk- en vakgroepen kunnen bijdragen tot een collectieve verantwoordelijkheid en een sterke bijdrage leveren tot de realisatie van kwaliteitsverwachtingen. Zeker als die van louter samenwerken evolueert naar systematisch en als groep samen leren. Dat betekent dat vak- en werkgroepen regelmatig over hun werking reflecteren en hun werking bijsturen. In deze blog zeven vind je zeven hefbomen om van je vakgroepen PLG’s te maken en om je werkgroepen goed te laten functioneren.

EduNext illustratie door Axelle Vanquaillie

  1. Maak een duidelijke koppeling met de visie

Voor leraren kunnen vak- of werkgroepen als een verplicht nummer aanvoelen. Je hebt je eigen lessen al voor te bereiden en dan moet je ook nog eens tijd steken in overleg met collega’s uit dezelfde of een andere graad. Als er geen duidelijk doel is op schoolniveau, dan blijft het vaak bij fragmentarische bijeenkomsten. Daarbij houden leraren bijvoorbeeld een nieuwe methode tegen het licht , geven ze terugkoppeling over een nascholing of besprejeb ze examenvragen met elkaar . Ze worden dan verplicht om horizontaal en verticaal samen te werken zonder concreet doel. Vak- en werkgroepen kunnen een sterke hefboom zijn in het vertalen van een gedragen gemeenschappelijke visie naar de klasvloer. Elk leraar heeft zo duidelijke doelstellingen waarvan ze het nut inzien en waar ze zich achter kunnen scharen.

Tip: Vertaal je visie in leidende pedagogische principes zoals bijvoorbeeld: ‘wij maken elke les een koppeling tussen de leerinhoud en de leerdoelen’. Werk- en vakgroepen kunnen dan mee kijken hoe ze deze doelstelling kunnen realiseren.

2. Voorzie voldoende tijd

Een team dat maar een paar keer per jaar samenkomt, wordt geen hechte professionele leergemeenschap. Op het moment dat iedereen terug mee is, is de vergadering al voor de helft afgelopen. Wil je echt inzetten op goed werkende vak- en werkgroepen, dan moet je hiervoor structureel tijd inplannen. Dat betekent minstens maandelijks samenkomen en liefst ook tussenin voldoende tijd voorzien. Dat zet je als schoolteam voor de uitdaging om in je jaaragenda structureel overlegtijd voor het schoolteam te voorzien. Een deel kan van die tijd kan door de vak- of werkgroepen worden benut.

Tip: creëer teamtijd als hefboom voor innovatie en kwaliteitsontwikkeling. Bijvoorbeeld door leerlingen regelmatig gedurende een halve dag zelfstandig met minimaal toezicht aan een opdracht te laten werken of door een breed extern netwerk uit te bouwen.

3. Zorg voor efficiënte bijeenkomsten

Het is belangrijk om een duidelijke structuur aan te brengen in de vergaderingen. Het kan een idee zijn om een onderscheid te maken tussen inhoudelijke bijeenkomsten en opvolgingsvergaderingen. Bij een opvolgingsmeeting ga je niet in de diepte in op de inhoud maar kijk je naar de status en wat teamleden nodig hebben om hun acties een stap verder te brengen. Je kunt het zien als een sprint met maximaal 5 minuten per punt. Op een half uur of een uur ben je klaar. Bij een inhoudelijke bijeenkomst ga je in de diepte in op één thema (bijvoorbeeld vooraf bepaald via een jaarkalender). Daarin kun je telkens 3 stappen onderkennen:

- Het onderwerp of thema duidelijk omschrijven. ‘Waarom’ en ‘wat houdt ons tegen’-vragen kunnen helpen om tot de kern van de uitdaging of het thema te komen.

- Verbreden: meerdere mogelijke oplossingen of richtingen verkennen. Daarbij durf je bestaande patronen doorbreken en vermijd je ‘ja maren’.

- Vernauwen: uit de bedachte oplossingen of richtingen één of meerdere kiezen en deze onderbouwen. En verder onderzoeken na de bijeenkomst.

Tip: haal mosterd uit Nederland: Hoe start je een professionele leergemeenschap? Of ga voor minimale verslaggeving via een teambord zoals Trello of Monday. Heel handig voor opvolging en weinig administratie.

4. Ontwikkel sterke procescoachingsvaardigheden

EduNext illustratie door Axelle Vanquaillie

Een vak- of werkgroepcoördinator kan deze rol gekregen hebben omdat zij of hij inhoudelijk heel sterk is. Om een vak- of werkgroep voldoende progressie te laten maken zijn ook coachingsvaardigheden van groot belang. In een groep kan er immers weerstand en groepsdruk ontstaan. Hoe ga je bijvoorbeeld om met onwrikbare onderwijsideeën of verworven rechten? Daarbij is het belangrijk dat de moderator van de bijeenkomsten (is niet noodzakelijk de vak- of werkgroepcoördinator) inzicht heeft in groepsdynamiek, onder de waterlijn kan kijken en collega’s kan coachen.

Tip: zorg ervoor dat coördinatoren onder onder de ijsberg kunnen duiken of leer hen de principes van Deep Democracy zoals luisteren naar de stem van de minderheid, vragen of er nog mensen zijn die er zo over denken en zorgen dat iedereen een evenwaardige bijdrage kan leveren tijdens een bijeenkomst.

5. Werk systemisch en vakoverschrijdend

Het risico van vakgroepen is dat iedereen binnen het vak blijft waardoor je de verbindingen over de vakken heen mist. Dit kun je als volgt vermijden:

• Zoek naar de kruisverbindingen tussen de inhoud van vak- of werkgroepen. In welke mate kunnen bijvoorbeeld bepaalde leerdoelstellingen op een vakintegratieve manier beter en efficiënter gerealiseerd worden? Benarder de pedagogisch-didactische aanpak op een systemische manier en kom zo tot verticale leerlijnen. Het EduNext transformatierad kan daar als denkmodel bij helpen.

• Zorg voor intervisie tussen de vakwerkgroepcoördinatoren. Die kunnen naar elkaar toe een casus brengen (v.b. een probleem of een uitdaging binnen haar of zijn vakwerkgroep) waarbij de collega’s volgens een intervisiemethodiek luisteren, vragen stellen en advies geven. Op de manier staan de coördinatoren er niet alleen voor en kunnen ze elkaar helpen en coachen.

Tip: Laat coördinatoren elkaar casussen voorleggen via de OASE methodiek.

6. Werk aan zelfregulerende vaardigheden

We hebben het vaak over zelfregulerende vaardigheden van leerlingen zoals emotieregulatie, impulscontrole, werkgeheugen, taakinitiatie, planning, respons-inhibitie, doelgericht gedrag, volgehouden aandacht, metacognitie, organisatie, flexibiliteit en time-management. Maar ook de zelfregulerende vaardigheden van leraren zijn cruciaal om van chaotische, besluiteloze, ongemotiveerde, conflicterende, perfectionistische, te weinig kritische en afhankelijke vak- of werkgroepen te evolueren naar efficiënte, leerzame, samenwerkende, flexibele, leerlinggerichte, duurzame en diverse professionele leergemeenschappen.

Tip: Ga na hoe sterk de zelfregulerende vaardigheden van de deelnemers aan de vak- en werkgroepen zijn ontwikkeld. Kijk ook eens is het gesteld is met andere belangrijke vaardigheden zoals elkaar groeigericht feedback kunnen en durven geven, feedback kunnen ontvangen, kunnen (zelf)reflecteren of elkaar kunnen en mogen coachen.

7. Implementeer een evenwichtige rolverdeling

Collega’s die goed werk uitvoeren, trekken meestal extra werk aan. In een vak- of werkgroep kan er zo een onbalans ontstaan in de taakverdeling wat nefast is voor de dynamiek. Een evenwichtige taakverdeling waarbij iedereen bijdraagt en waarbij het duidelijk is wie wat doet, geeft veel energie. Naast de normale rollen in een vergadering (modereren, tijd bewaken en verslag maken) is een goede match tussen kennis, vaardigheden, expertise en talenten van de vak- en werkgroepleden enerzijds en de taken die ze er uitvoeren anderzijds cruciaal.

Tip: breng in de vak- en werkgroepen de belangrijkste taken in kaart, inventariseer ieders competenties en talenten en verdeel die nadien op sociocratische wijze evenwichtig onder elkaar.

HULP nodig bij het versterken van je vakgroepen?

Bovenvermelde hefbomen mee helpen vertalen op maat van jouw school? We denken graag mee na. Stuur een mail naar dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448 voor een vrijblijvend intakegesprek.



Schoolcijfers en hun relativiteit - Roger Standaert

We hadden een boeiend gesprek met Roger Standaert, professor emeritus in de comparatieve pedagogiek Universiteit Gent. Een van de onderwerpen die aan bod kwamen, waren schoolcijfers en hun relativiteit:

👉 Punten op toetsen zijn een interessant en pedagogisch verantwoord hulpmiddel om met leerlingen in een bepaalde concrete context aan de slag te gaan. Ze zijn echter niet het doel van het onderwijs.
👉 De tendens om steeds maar meer verplichte toetsen in te voeren die dan exact meten of en in welke mate de leerlingen de doelen hebben bereikt zorgt voor een meetbaarheidsdenken dat leidt tot een bijna blind geloof in de waarde van toegekende cijfers en de steeds verder uitdijende bewerkingen ermee.
👉 Cijfers hebben het voordeel dat ze de werkelijkheid eenvoudig maken. Ze geven een gevoel van veiligheid omdat je dan je brein niet moet vermoeien met de vraag te stellen waarop die cijfers slaan en waarom ze die waarde kregen.
👉 De evolutie naar toetsbaarheid waarbij je leraren en scholen kan afrekenen op de behaalde resultaten maakt het vergelijken tussen scholen erg aanlokkelijk, zodat je via de verplichte toetsen ook de goede van de minder goede scholen kan onderscheiden.
👉 Door met exacte cijfers te werken, zie je meteen waar kansarme leerlingen niet voldoende aan hun trekken komen. Op die wijze kan je dan druk uitoefenen op leraren en scholen om die resultaten te verhogen.
👉 Het is belangrijk dat leraren, schoolbesturen en zelfs politici enig inzicht krijgen in cijfergeletterdheid, toegepast op het onderwijs. Het gaat dan op de eerste plaats over statistische basiskennis maar ook over inzicht in de psychologische, commerciële, economische en cultureel bepaalde mechanismen die cijfers versluieren of verdraaien.

💡 Lees het volledige artikel in Impuls Magazine: https://impuls-onderwijs.blogspot.com/2023/04/meetbaarheid-en-cijferbaarheid-roger.html