Tijdens onze tweejarig durende Vlaio studie over onderwijstransformatie, gingen we in gesprek met 28 Vlaamse directies uit basis- en secundair onderwijs. Toen we hen vroegen wat zij de belangrijkste resultaten van een transformatietraject vinden, was dat voor het merendeel een nieuwe schoolcultuur. Die is immers nodig om de verandering in de school duurzaam te maken.
Activeer via een krachtige leeromgeving ook de derde pedagoog in je school
De leeromgeving wordt ook al eens de 3e pedagoog genoemd, naast leerlingen en medeleerlingen, leraren en opvoeders. Uit onderzoek blijkt dat de omgeving waarin mensen vertoeven een enorme impact heeft op hun gedrag. Met andere woorden, de leeromgeving aanpassen kan een krachtige interventie zijn om verandering in je school te realiseren. Ben je bij de gelukkigen die binnen onafzienbare tijd over een nieuwbouw of renovatie kan beschikken? Dan is het belangrijk om de juiste stappen te zetten zodat de nieuwe leeromgeving voldoet aan je (toekomstige) wensen. Maar ook als dat niet het geval is, kan je via aanpassingen in de bestaande leeromgeving een grote impact creëren. Maar hoe begin je daar nu aan?
Maak een integraal pedagogisch plan
Als je de leeromgeving als ingangspoort neemt voor verandering, dan start je het best vanuit een ambitieuze en gedragen visie. Waar wil je als school naartoe? Wat is de stip op de horizon? Welke graad van eigenaarschap wil je dat leerlingen erin zullen hebben? Welke leerlingen wil je aan het vervolgonderwijs, het werkveld of de maatschappij afleveren? Vanuit die visie kun je tot een pedagogisch concept met leidende principes voor de komende jaren komen. Het transformatierad kan daartoe een handig denkmodel zijn. De leeromgeving is immers een van de wielen van het rad. Je kan je de volgende vragen stellen:
- welke leerinhouden zullen er in de leerruimte aan bod komen?
- op welke manier zullen leraren er les geven of op welke wijze leren leerlingen er?
- hoe gaan leerlingen en leraren hun leren bijsturen?
- Hoe ga je slim om met de leertijd?
- Welk leermateriaal heb je in die toekomstige leeromgeving nodig?
- Wie zal er allemaal nog in deze leeromgeving actief zijn?
- Hoe ga je dit alles in de toekomst organiseren?
EduNext transformatierad
Je kan daarbij in kaart brengen welke huidige patronen en gewoontes er in elk van de wielen van het transformatierad momenteel heersen en welke daarvan remmend zijn. Door er alternatieven voor te bedenken, kan je de negatieve patronen doorbreken. Uit die verschillende alternatieven kies je en kom je tot een geïntegreerd geheel. Daarbij maak je ook keuzes met betrekking tot het interieur. Dit doe je best alvorens dat je een (binnenhuis)architect of aannemer aanspreekt. Het vergt immers een grondige analyse van welke ruimte je precies nodig hebt om tot excellent leren te komen.
“Eerst vormen wij de leeromgeving, daarna vormt de leeromgeving ons”
Denk goed na over alle parameters
Naast het pedagogische luik zijn er nog belangrijke parameters als je een nieuwe leeromgeving bedenkt. In het boek Inspiratiegids voor klasinrichting en scholenbouw vind je er een aantal waar je best een goed antwoord op weet:
- Bezettingsgraad en groeipotentieel van de school (gebaseerd op demografische ontwikkelingen)
- Capaciteit van de school gebaseerd op de fysische normen
- Algemene ruimtelijke organisatie (kwaliteit inkom, binnen- en buitenruimtes)
- Toereikendheid voor ICT gebruik
- Risicopreventie (brandveiligheid, inbraak, vervuiling, bodem …)
- Kwaliteit van de architectuur en de omgeving (erfgoed, karakter, eigenheid)
- Staat van het gebouw (hoofdstructuur)
- Kosten voor bediening en onderhoud
- Inclusie (toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit)
- Comfort en welzijn (thermisch, akoestisch, visueel, lucht, hygiëne)
- Milieueffecten (energieverbruik, water, verspilling, biodiversiteit)
- Stedelijke integratie (openbare voorzieningen, brede school, mobiliteit)
Kom tot een vlekkenplan
Je hebt nu een idee van waar je naartoe wil en je weet wat de actuele situatie is. De volgende stap is een programma van wensen, eisen en verlangens ten aanzien van de toekomstige ruimtelijke indeling. Alvorens je een plattegrond met ruimtes en beperkingen laat tekenen, maak je best eerst een vlekkenplan. Dat bestaat uit een of meerdere plattegrondtekeningen die beschrijven welke personen of groepen bij elkaar in de buurt zitten. Per groep vul je deze als een vlek in de plattegrond in op basis van de vereiste minimumoppervlakken en de gewenste relaties met andere groepen. Door een schematisch voorstel in vlekken (zones) op te maken, deel je de beschikbare ruimte in volgens de leerbehoeften. Daarbij kan je best denken vanuit leeractiviteiten: wat ‘doen’ de leerlingen: zo ontstaat er een ruimte waar ze instructie krijgen, waar ze zelfstandig werken, waar ze coöperatief bezig zijn, waar ze creatief aan de slag gaan, waar ze reflecteren of bezinnen, waar ze sociaal geconnecteerd zijn …
Een vlekkenplan brengt deze ruimte in kaart en toont de verbindingen ertussen, hoe de circulatie verloopt en in hoeverre ruimtes niet storend zijn voor elkaar. Vooraf moet het ook duidelijk zijn welke leerzones je wil en hoeveel leerlingen er maximaal aanwezig zullen zijn.
Door ronde vormen te hanteren, vermijd je dat het een grondplan wordt. Gebruik een legende op basis van symbolen, namen en ruimtebeschrijvingen. Het is handig om de relatie tussen de verschillende vlekken te beschrijven. Vergeet niet dat je steeds vertrekt vanuit de activiteiten van de leerlingen. Daarbij is het belangrijk dat alle leerlingen van het begin af aan toegang hebben tot alle aspecten van het leren.
Vlekkenplan basisschool De Glinster - OSK-AR architecten
Je kan het vlekkenplan ook uitbreiden tot een moodboard waarbij je foto’s van inspirerende leeromgevingen plakt. Dat is handig om in gesprek te gaan met de (binnenhuis)architect en/of aannemer. Het is wenselijk om een architect of aannemer te kiezen met onderwijsinteresse en -ervaring. Liefst iemand met een gelijklopende en toekomstgerichte onderwijsvisie. In dat geval kan je voldoende ruimte laten voor zijn of haar creativiteit. Naast het functionele is het ook belangrijk dat de ruimte er goed uitziet en dat de gekozen materialen en kleuren warm aanvoelen.
Zorg voor een dynamsich, flexibel en innovatief concept
Het is een open deur. Je kan je nieuwe of aangepaste leeromgeving nog zo toekomstgericht ontwerpen, ooit komt er een dag dat je ze wil veranderen. Dan is het handig als de inrichting niet te vast is. Daarom is een modulaire en flexibele opbouw cruciaal. Een leerinfrastructuur met beweegbaar meubilair, multifunctioneel gebruik van ruimtes, aanwending van diverse werkvormen, beschikbaarheid over nieuwe technologieën, die de buitenwereld binnen brengen en omgekeerd. Het zijn lokalen met ruimte voor aanpassing en waar een waaier van werkvormen mogelijk zijn: doceren, vertellen, onderwijsgesprekken, klasgesprekken, hoekenwerk, zelfstandig begeleid werk, ICT-ondersteunend audio-visueel leren, projectwerk en zelfstudie
Waar jongeren graag vertoeven
Zorg voor een stimulerende leeromgeving die spannend, eigentijds, ondersteunend, bezielend en inspirerend is. Een omgeving waarin je wordt gestimuleerd om graag te leren en waar je je thuis voelt. Als het ware een tweede thuis: een veilige, warme en stimulerende plek.
“ Geef ons een plek waar we graag zijn
Lorenze Ramalho – voormalig leerling scholengroep Adite”
En tegelijk kan deze ruimte ook een multifunctioneel werkplek voor leraren en ondersteunend personeel zijn.
HOE KRIJG JE IEDEREEN MEE?
Bij een dergelijk veranderingstraject is het belangrijk is om voldoende draagvlak te creëren in het lerarenteam. Je wacht daarmee best niet te lang. Voor de collega’s die niet rechtstreeks bij deze innovaties betrokken zijn, wordt het nadien zeer moeilijk om zich achter de vernieuwing te scharen. Er zijn diverse manieren om draagvlak te creëren. Lees er meer over in deze blog.
Op zoek naar mosterd?
Je hoeft het niet allemaal zelf uit te vinden. Zo vind je in de eerder vermelde inspiratiegids ideeën om je eigen scenario uit te bouwen. Daarbij hou je rekening met een pedagogische as en een architecturale as. Voor elk van die assen zijn er een aantal uitgangspunten. Afhankelijk van je gekozen visie kan je een of meerdere van die uitgangspunten kiezen.
Rhizo Lyceum Kortrijk - Lab 21.0
Een andere sterke inspiratiebron zijn de scholen die de Nederlandse ontwerpster Rosan Bosch vanuit Kopenhagen ontwerpt. Zij creëerde reeds heel wat innovatieve scholen, voornamelijk in Scandinavië. Zij gelooft in de fysieke leeromgeving als strategisch tool, als ruimtelijke interventie in onderwijskundige gebouwen om gemotiveerde leerlingen en creatieve probleemoplossers te vormen. Design als inspiratiebron voor verandering en als motivatie om nieuwe leerscenario's te ontwikkelen.
Rosan Bosch hanteert zes design principes:
- Mountain Top: een ruimte voor individuen om een groep aan te spreken of te bereiken;
- Cave: een stille ruimte voor persoonlijke concentratie, focus en reflectie. Vaak voorheen ongebruikte plaatsen in de school
- Camp Fire: een flexibele ruimte voor leersituaties in groep en kleine teams. Focus op dialoog, brainstormen, debatteren en samenwerken.
- Watering hole: combineert informele ruimtes met uitwisseling met voorbijgangers en storingen. Het is een ruimte waar leerlingen verrassende ideeën en verbazingwekkende vaardigheden ontdekken
- Hands-on voegt een extra non-verbale communicatiedimensie toe aan de hierboven beschreven principes
- Movement integreert beweging als een natuurlijk deel in alle ruimtes.
Deze design principes kan je gebruiken voor een nieuwbouw maar je kan deze ruimtes evengoed in elke bestaande school integreren.
Waar je ook nog inspiratie kan opdoen is in Niekée Roermond, de school die een tiental jaar geleden volledig verbouwd werd en waar in Agora leerlingen een persoonlijke leerroute doorlopen. Ex-directeur Sjef Drummen was een van de ontwerpers en volgens hem is een goede school een mix van:
- Harvard (ruimte om cognitief aan de slag te gaan)
- Een boeddhistisch klooster (ruimte voor reflectie, contemplatie, zingeving)
- Een marktplaats (interactie met de buitenwereld)
- Een atelier (waar je dingen kunt doen en maken)
- De Efteling (waar je kan spelen, ontdekken en verwonderd zijn)
Niekée Roermond
Ondersteuning nodig?
Misschien kun je bij de stap naar een nieuwe of aangepaste leeromgeving hulp gebruiken. EduNext begeleidt regelmatig scholen die een nieuwbouw of verbouwing plannen. Neem contact op met Dirk De Boe op 0474/949448 of mail naar dirkdeboe@edunext.be
Geraadpleegde bronnen:
Klas met een hoek af - Inge Nuyens
The Third Teacher – 79 ways you can use design to transform teaching & learning - Inc. OWP/P Cannon Design
Blueprint for tomorrow – redesigning schools for student-centered learning – Prakash Naïr
Designing for a better worlds starts at school – Rosan Bosch
EduNext, transformeer je school van binnenuit – Dirk De Boe
Inspiratiegids voor klasinrichting en scholenbouw – Jo Tondeur en Lisa Herman
De ultieme gids voor transformatie van je school - Dirk De Boe en Peter Van de Moortel
Recensie boek Stuck. Trauma in organisaties - Philippe Bailleur
Af en toe gebeuren er in organisaties schokkende gebeurtenissen waarvan een individu of groep mensen ongewild en vaak onbewust last van blijft hebben in het dagelijks leven. Iets aangrijpends uit het verleden dat op een ongewenste manier blijft nazinderen en hinderen in het voluit genieten van het nu of het dromen van een aantrekkelijke toekomst. Organisatiecoach Philippe Bailleur verdiept zich sinds jaren zeer intensief in dit thema met als gevolg een zeer verduidelijkend en doorleefd boek. Het is onmogelijk om de inhoud hiervan in een blog als deze weer te geven. We beperken ons dan ook tot een aantal belangrijke begrippen die je kunnen uitnodigen om het boek zelf ook verder te bestuderen.
Een overweldigende gebeurtenis is op zich niet noodzakelijk traumatiserend en hoeft dat ook niet te worden als je de mogelijkheid hebt om te anticiperen, de gebeurtenis onder ogen kunt zien en de mogelijkheid hebt om ruimte en betekenis te geven aan de ervaring. Wat er dus plaatsvindt na een ingrijpende gebeurtenis is minstens even bepalend voor hoe de verwerking ervan zal verlopen. Philippe Bailleur geeft meteen in het boek aan dat het snel willen verhelpen van datgene wat lastig is, niet werkt bij trauma. Pijn mag er zijn zonder dat die meteen bestreden moet worden.
Organisatietrauma is het gevolg van een groot evenement, een reeks drastische gebeurtenissen of aanhoudende omstandigheden, die worden ervaren als toxisch of bedreigend voor het voortbestaan, de samenhang of het gezond functioneren van een levend systeem, team of groep. Dit ten koste van het vermogen om gebalanceerd te blijven functioneren op fysiek, emotioneel, mentaal en/of spiritueel vlak.
De traumakubus
Om patronen te ontdekken of te kijken hoe groot, intens of tastbaar een trauma is, heeft de auteur een kubus ontworpen bestaande uit drie assen met elk vier niveaus:
- Eerste as: omvang (individueel en sociaal) => vier niveaus: individueel, groep, organisatie, maatschappij (verschillende voorbeelden in boek)
- Tweede as: impact en intensiteit: in welke mate is er sprake van trauma: stress, overmatige stress, posttraumatische stresswonde of posttraumatisch stresssyndroom?
- Derde as: tastbaarheid => fysiek (handen), emotioneel (hoofd), mentaal, spiritueel (ziel). We bestaan uit een aantal lichamen die elkaar wederzijds beïnvloeden. Trauma in het ene lichaam kan zich beginnen uiten in een ander lichaam.
Trauma zit zelden geïsoleerd in één vakje van de kubus. Problemen – zeker als ze hardnekkig zijn of onder verschillende gedaanten in de traumakubus blijven terugkomen – zijn vaak een uitnodiging van het levend systeem om met meer aandacht naar de onderstroom te kijken.
Illustratie uit het boek Stuck - Philippe Bailleur
Trauma kan spelen op het snijvlak tussen individu en team, tussen afdeling en organisatie of tussen organisatie en maatschappij.
Leren uitzoomen
Vanaf de schoolbanken worden we eerder getraind om in te zoomen dan om uit te zoomen. Dat inzoomen komt vanuit een mechanistisch, reductionair denkkader dat wordt gestuurd door een diepgewortelde overtuiging: je kunt de werking van het geheel begrijpen door altijd maar dieper in te zoomen op de onderdelen van het geheel.
Uitzoomen betekent vanuit een ander denkkader naar de wereld kijken dan we doorgaans gewend zijn. Systemisch kijken is aandacht hebben voor de relatie tussen mensen, teams, afdelingen, concepten, ideologieën, waarden, kleuren en emoties. Daarbij heb je minder oog voor de vertrouwde tastbare realiteit en meer voor hoe de dingen zich tot elkaar verhouden. De kwaliteit die een organisatie levert, hangt immers steeds meer af van het samenspel tussen mensen, disciplines en afdelingen. Als de complexiteit van een taak het individu overstijgt, moet je investeren in het vermogen dat zich ontvouwt tussen individuen, teams en disciplines.
Volgens Philippe Bailleur gaat leiderschap hand in hand met het vermogen om vloeiend te wisselen tussen inzoomen en uitzoomen en zo veranderende omstandigheden gemakkelijker het hoofd te kunnen bieden. Adaptieve uitdagingen of ongestructureerde problemen zoals trauma hebben vaak geen unieke oorzaak. Meestal is het een combinatie van factoren die elkaar beïnvloeden. Een mogelijke oplossing kan vergen dat sommige of alle onderdelen op een andere manier op elkaar moeten gaan inwerken. Deze veranderingen in interactie leiden op hun beurt tot veranderingen in de relaties tussen alle betrokkenen. Dit kan enkel als je uitzoomt.
De traumaval
Een organisatie met een rigide, positionele hiërarchie kan vastlopen in de traumaval. Het gezond functioneren van een organisatie is onmogelijk als die te strak is. Veel prikkels – ook relevante – zullen gedempt geraken omdat niet alles gekanaliseerd kan worden via de leiding. Daardoor wordt de organisatie gedeeltelijk blind of ongevoelig voor de realiteit. Het gebruik van de traumaval als lens kan helpen bij het begrijpen van de organisatiedynamiek. Hierdoor wordt het mogelijk om te kijken naar het relationele weefsel van het systeem.
Illustratie uit het boek Stuck - Philippe Bailleur
De kans dat een organisatie zakt in de traumaval is een combinatie van een aantal factoren. Enerzijds de positie van de organisatie op het moment van een ingrijpende gebeurtenis, anderzijds de impact van die gebeurtenis en hoe daarmee wordt omgegaan. Als die gebeurtenis erkend wordt en als de juiste ondersteuning geboden wordt, dan kan dit de organisatie zelfs versterken.
Sommige gebeurtenissen die systeemtrauma veroorzaken, vinden plaats van het ene moment op het andere en komen van buiten de organisatie. Ze zijn acuut, plotseling en ingrijpend. Ingrijpende gebeurtenissen kunnen zich ook voordoen in een organisatie tijdens de dagelijkse werking. Dit betekent dat de oorsprong, of de zogezegde dader of boosdoener, deel kan uitmaken van de organisatie. Een interne gebeurtenis kan veel diepere schade en verlamming veroorzaken. Een zichtbare, externe vijand hebben, motiveert, verbindt en mobiliseert vaak slachtoffers en hulporganisaties. Het is makkelijker om zorg en onderdak te bieden voor elkaar als de oorzaak elders ligt. Het relationele weefsel wordt dan tot op zekere hoogte geactiveerd en zorgt voor verbondenheid.
De veilige ruimte die nodig is om het risico op organisatietrauma’s te verminderen, kan volledig worden vernietigd als mensen op zoek gaan naar een zondebok in de vorm van een persoon, proces of gebeurtenis.
De oorsprong van trauma is niet altijd te herleiden tot één concreet moment. Systeemtrauma kan zich op een meer subtiele manier ontwikkelen en toch een vernietigende impact hebben door een aaneenschakeling van minder aangrijpende gebeurtenissen. Door hun regelmaat kunnen deze toch zorgen voor een overweldigend effect en een organisatie zo stapsgewijs doen zakken naar de bodem van de traumaval.
Hoe reageert de leiding op trauma?
Als een levend systeem in de traumaval zakt, is het interessant om te observeren hoe leidinggevenden erop reageren. Die reacties kun je uitzetten op een continuüm dat loopt van totale ontkenning tot empathisch erkennen. Als de leiding van een organisatie het fenomeen trauma niet (er)kent, is de ruimte voor heling heel klein. Als iemand geen contact kan, wil of mag maken met zijn eigen gevoelens of kwetsbaarheid, dan is de drempel om het te hebben over emoties heel groot. Het creëert bovendien een onbalans in de relatie waardoor de een zich sterk toont en de ander zich zwak voelt en zich dus schaamt. Dat is vernietigend voor de eigenwaarde van een individu of groep. Vaak hebben mensen een persoonlijke crisis nodig om voor het eerst contact te leren maken met hun eigen gevoelswereld. Iemand die bepaalde emoties, gevoeligheden of kwetsuren niet kan (h)erkennen bij zichzelf, is ook niet in staat om die te (h)erkennen bij anderen.
Soms beschouwen nieuwe directeurs negatieve emoties en dynamieken als weerstand tegen verandering omdat ze zich niet bewust zijn van wat gebeurd is. Ze waren niet verbonden met de geschiedenis van de organisatie zodat ze niet kunnen begrijpen van waaruit en waarom die emoties en dynamieken ontstaan. Wie meer ervaring heeft als leidinggevende, werkt met subtiele reacties en impliciete feedback van het team. Wanneer het team voelt dat hun signalen opgevangen worden, zullen ze een groeiend gevoel van veiligheid ervaren. Minder ervaren leiders zijn vaak zo hard bezig met een voorgedefinieerde aanpak dat ze niet zien wat de groep terugkaatst. Als gevolg daarvan missen ze op hun tocht vaak de waardevolle wegwijzers om de ontwikkeling van de groep – en dus het relationele weefsel van de groep - te ondersteunen.
Traumacapsules
Volgens de auteur kan trauma zich nestelen in een capsule waardoor het aan de oppervlakte lijkt of er niets aan de hand is. Mensen kunnen zich echter veelvuldig en onverwacht overweldigd voelen door iets wat eigenlijk achter hen ligt in de tijd. Dit kost tonnen energie. Iedere keer als zo een traumacapsule geraakt wordt, is dat tegelijkertijd een opportuniteit. Als er dan ruimte wordt geboden voor toxines die alsnog vrijkomen, kan een oude wonde gaan helen. Als dat niet gebeurt, is er opnieuw sprake van ontkenning en kan de traumacapsule verder gaan groeien.
Veerkrachtige organisaties accepteren dat er toxines gevormd worden en verwerken ze regelmatig. Rouwen, verwerken van emoties en kanaliseren van toxines is eerder een relationele of gezamenlijke vaardigheid dan een individueel gebeuren. Rituelen en ceremonies kunnen het relationeel weefsel terug versterken.
Niet geheeld trauma reist volgens Philippe Bailleur mee met de tijd waardoor iets dat volgens lineaire logica in het verleden ligt, zich toch weer kan tonen alsof het nu is. Als dat gebeurt is er sprake van herbeleving of heractivatie. Concreet betekent dit dat wat in het verleden ligt, plotseling weer heel aanwezig is, vaak op een belemmerende, lastige manier. Dit betekent dat de voorheen ontkende emoties uit het verleden zijn vrij gekomen. Er kan daarentegen ook sprake zijn van herhaling als een getraumatiseerd team zijn omgeving terugzuigt in een eerdere traumadynamiek, vaak in een onbewuste poging om alsnog heling of afronding te vinden. In dat geval wordt de traumadynamiek geactiveerd door het team dat nog steeds vastzit in de tijd. Als het zich daar niet van bewust is, is de kans groter dat het een herhaling wordt zonder helende afronding met hertraumatisering tot gevolg.
Het helen van traumacapsules is niet alleen een kwestie van toxines maar ook van het vrijmaken van het gestagneerd potentieel. Verlangen is terug nodig om de energie, creativiteit en bevlogenheid van medewerkers te activeren. Als een groep optimaal functioneert en zich boven de traumaval bevindt, gaat het merendeel van de aanwezige energie en aandacht van de groep uit naar het uitvoeren van het voorhanden zijnde werk.
Veerkracht
Volgens de auteur zien organisaties die klaar zijn voor een snel veranderende wereld de organisatie als een levend systeem en medewerkers als sensoren om dat levend systeem te blijven ontwikkelen. Een belangrijke troef is het relationele weefsel of de bedrading. Hierdoor functioneren medewerkers als sensoren die het levend systeem voortdurend ontwikkelen door hun detectie van interne of externe noden. Deze organisaties hebben geleerd dat elke werknemer een gevoel heeft voor een bepaald aspect van het functioneren van de organisatie. En dat het onmogelijk is om al die informatie centraal te verwerken. Dus zorgen ze ervoor dat er een zekere ruimte voor zelfregulering is voor medewerkers en teams. Dit is precies wat deze organisatie weerbaar en veerkrachtig maakt. Bovendien begrijpen ze dat toxines waardevolle informatie bevatten. Vaak zijn ze het product van spanning tussen wat is en wat zou kunnen zijn.
Rouwen is een chaotisch proces
Steeds meer blijkt dat rouwen en verwerken eerder een chaotisch proces is dat heen en weer schommelt tussen twee polen:
- De ene pool is gericht op de impact van de ingrijpende gebeurtenis waardoor er contact gemaakt wordt met pijnlijke emoties, er gevoelens geuit en gedeeld worden en gewerkt wordt aan de acceptatie van de veranderde werkelijkheid.
- De andere pool is dan meer gericht op het feit dat het leven en werk ook gewoon weer doorgaat. In dat geval is er meer aandacht voor het integreren van lessen voor de toekomst, het zich aanpassen waar nodig en mogelijk het weer opstarten van nieuwe initiatieven en het vieren van vooruitgang en nieuwe successen.
Een evenwichtige manier van werken met beide polen – met waardering en acceptatie voor wat er zich tijdens het proces ontvouwt – is cruciaal voor het verwerken van complexe emoties.
Conclusie
Dit boek gaat in op een zeer complexe en gevoelsmatige problematiek in organisaties: trauma. Philippe Bailleur slaagt er in om telkens de juiste woorden te vinden wat het boek zeer aangenaam en vlot leesbaar maakt, ook al was de structuur niet altijd eenvoudig om te volgen. We raden het boek aan iedereen aan die met trauma in haar of zijn organisatie te maken hebt of die toekomstig trauma wil voorkomen. En ook al heb je niet met trauma te maken, de vele concrete voorbeelden en werkvormen komen van pas bij elke transformatie.
Wil je Philippe Bailleur aan het werk zien? Hij komt naar Sett Vlaanderen op 29 februari in de Nekkerhal in Mechelen. Hij zal het daarbij niet specifiek over Stuck hebben maar over Navigate, zijn meest recente boek dat hij samen met Annette Meulmeester schreef. Inschrijven kan via deze link.
Systeemdenken, een belangrijke vaardigheid voor elk schoolteam
Heel wat scholen zijn in volle verandering en focussen daarbij vaak op meerdere werven. Dat houdt in dat een schoolteam in staat moet zijn om het overzicht te behouden maar ook moet kunnen inzoomen op details en die twee met elkaar verbinden. Met systeemdenken leren leraren, beleidsmedewerkers en directies naar het geheel kijken in plaats van naar de onderdelen afzonderlijk. Zo kunnen ze patronen van onderlinge betrokkenheid en relaties ontdekken in plaats van een lineaire aaneenschakeling van oorzaak en gevolg. Een school is immers een levend ecosysteem en als onderwijsprofessional behoor je tot dat samenhangende geheel, heb je er een rol in en kun je er ook invloed op uitoefenen. Dat betekent dat je samen met collega’s verantwoordelijk bent voor eventuele problemen die in het systeem ontstaan. Door systeemdenken te beheersen, begrijp je de complexiteit beter, los je problemen beter op en ga je uitdagingen slimmer aan. Je komt samen ook gemakkelijker tot een gemeenschappelijk beeld van het systeem. Daardoor krijg je betere besluiten en meer effectieve acties.
Illustratie Drawify – Erin Gordon
Criteria voor systeemdenken
Systeemdenken kun je vanuit meerdere invalshoeken benaderen. EduNext heeft tien (niet exhaustieve) criteria ontwikkeld waaraan je kunt zien hoe ver je als individu of schoolteam staat op vlak van systeemdenken:
In welke mate is het schoolteam sterk in het afstand nemen van het hier en nu, zien leraren het groter geheel en kunnen ze abstraheren en verbanden leggen?
Dit is de mate waarin collega’s bij een bepaalde gebeurtenis of voorval kunnen uitzoomen en naar het groter plaatje kijken. Is wat voorvalt een eenmalige gebeurtenis? Of komt dit – desnoods in andere vormen of gedaanten - meermaals voor? Zo slagen ze er beter in om de koppeling te maken tussen hun concrete acties en de overkoepelende schooldoelen. Zo vermijden ze ook dat ze branden blussen die even later weer opwakkeren.
In welke mate zien collega’s onderlinge relaties tussen gebeurtenissen en gaan ze op zoek naar de echte oorzaak?
Hierbij gaat het over de capaciteit en de competentie om op zoek te gaan naar de kernoorzaak van een probleem of gebeurtenis. Dat betekent dat collega’s verder kunnen kijken dan oorzaak en gevolg en daar niet altijd een logische volgorde in zien. Het kan immers zijn dat oorzaak en gevolg ver uit elkaar liggen, elkaar in stand houden of elkaar zelfs versterken. Het betekent dat teamleden niet meteen tevreden zijn met het antwoord op de waarom-vraag en blijven doorvragen.
In welke mate brengen teamleden geduld op om veranderingen en vernieuwingen voldoende kansen te geven?
We zijn geneigd om meteen resultaat te zien van onze acties. Als het dat niet het geval is, dan stoppen we de actie of ondernemen we een nieuwe actie. Bij systemen spelen vertragingen vaak een belangrijke rol. Het is zoals snel warm water willen uit je douchekraan. Als je te snel bij regelt, krijg je nooit de gewenste temperatuur. Hier vaardig in zijn betekent dat collega’s hun acties tijdig plannen, goed analyseren wat en waarom iets gebeurt en vernieuwingen lang genoeg de kans geven om tot resultaat te komen.
In welke mate zien teamleden de school als een levend systeem waarbij alles met elkaar verbonden is?
Scholen zijn ecosystemen waarbij mensen, gebouwen, structuur, cultuur, processen en buitenwereld holistisch met elkaar in verbinding staan en constant invloed op elkaar uitoefenen. Een team dat hier vaardig in is, denkt minder mechanistisch maar onderzoekt de relaties tussen de elementen. Een voorbeeld is de manier van evalueren. Leraren kunnen dit alleen goed doen als ze ook onderzoeken op welke manier ze hun leerdoelen vertalen in concrete lesinhouden en nadenken over hoe ze hun leervormen daarop adequaat aanpassen.
In welke mate hebben teamleden aandacht voor hun eigen rol in het geheel en het feit dat hun gedrag bepaald wordt door hoe ze tegen het schoolsysteem aankijken?
Er zijn nog heel wat leraren die zich louter focussen op hun lesopdracht. Dat verdient veel waardering. Anderzijds is het ook belangrijk om hun rol te kunnen zien binnen het geheel van de school. Dit criterium gaat over de mate waarin collega’s in staat zijn om te reflecteren over hun eigen rol binnen het geheel en over hoe ze hun gedrag kunnen aanpassen door anders naar het schoolsysteem te kijken.
In welke mate heeft de school een overkoepelend project waarin alle andere projecten/initiatieven opgehangen worden?
Scholen zijn ambitieus en durven nogal wat projecten tegelijk aanvatten. Heel wat leraren missen zo het overzicht. Elk project komt dat er dan bovenop. Een school die hierin vaardig is, beschikt over een meerjarenplan dat een logisch overzicht biedt van alle projecten op school en wie er aan werkt. Teamleden gebruiken de visie om nieuwe projecten te filteren. Zo is er een duidelijk en transparant beeld van het schoolproject en hoe de verschillende deelprojecten daar in passen of geïntegreerd zijn.
In welke mate is de school vaardig om met dilemma's om te gaan?
Heel wat collega’s kunnen een aversie hebben van dilemma's. Het is niet fijn om te kiezen tussen twee uitersten die allebei aantrekkelijk of te vermijden zijn. Dilemma’s kunnen voor onzekerheid zorgen. Een schoolteam dat vaardig is om daar mee om te gaan, is in staat om de twee polen van een dilemma creatief en positief te verbinden (v.b. korte vs lange termijn; eigen belang vs belang groep; deel vs geheel). Leraren zijn dan in staat om meer de nuance op te zoeken dan de polarisatie.
In welke mate is het schoolteam vaardig in ijsbergdenken en durven/kunnen ze onder de waterlijn kijken?
In elke organisatie en dus ook een school is er een bovenstroom en een onderstroom. De bovenstroom is wat je kunt zien: alles wat zichtbaar is in de school. De onderstroom omvat alles wat niet (direct) zichtbaar is. Onder de waterlijn kunnen er altijd dingen spelen. Het gaat bij dit criterium over de mate waarin een school bedreven is om – indien nodig – dieper te graven, de dingen te bespreken die moeten besproken worden zodanig dat eventuele incidenten in de toekomst duurzaam kunnen vermeden worden.
In welke mate beheerst het schoolteam de taal van het systeemdenken?
Bij systeemdenken horen ook specifieke begrippen zoals variabelen, causale verbanden en feedbackloops. Doordat het schoolteam deze begrippen leert kennen, kan er een gemeenschappelijke taal ontstaan waardoor teamleden gemakkelijker met elkaar kunnen spreken over wat er in het schoolsysteem aan het gebeuren is.
In welke mate kan de school meta systeemdenken toepassen?
Dit is een hoger niveau van systeemdenken. Het gaat hier over het denken over de manier waarop de school systeemdenken toepast en daarin kan verbeteren.
Systeemdenken via het transformatierad
EduNext heeft een vierledig transformatierad ontwikkeld dat in één overzicht de complexiteit van een duurzaam veranderingsproces in de school vat. De kerngedachte daarbij is dat leerlingen eigenaarschap kunnen opnemen voor hun eigen leren. Daarrond zit de pedagogisch-didactische kern, de manier waarop de school haar onderwijsdoelen via de klasvloer bereikt.
Op dit niveau kan je al systeemdenken toepassen. Als je aan een van de wielen begint te sleutelen, heeft dat meteen ook invloed op een ander. Bij digitaliseren (leermateriaal) bijvoorbeeld zul je ook moeten nadenken over de vertaling van je leerdoelen naar concrete lesinhouden, over hoe leerlingen met hun toestellen de leerstof zullen verwerken, over hoe de evaluatie verloopt, over hoe leerlingen op digitale wijze hun eigen leertempo beter kunnen bepalen en over hoe je de leeromgeving kunt aanpassen.
Het volgende niveau in het vierledig transformatierad zijn de teamvaardigheden van het schoolteam die nodig zijn om de pedagogisch-didactische ambities te kunnen realiseren:
Ook hier zijn linken te vinden tussen de elementen onderling. Zo is er een relatie tussen het kunnen geven en ontvangen van feedback en reflectievaardig zijn. Maar evengoed tussen breinvriendelijk leren en didactisch handelen.
Een volgende kring is de schoolcultuur die kan zorgen voor een duurzame en persoonsonafhankelijke verandering:
Hierbij kan je bijvoorbeeld een relatie vinden tussen talentontwikkeling van leraren en één verbonden team. Of tussen professionalisering en kwaliteitsontwikkeling.
Helemaal aan de buitenkant in het oranje, heb je de processen die op school nodig zijn:
Bij dit niveau kun je bijvoorbeeld een relatie zien tussen de creatie van een gemeenschappelijke toolbox (met allerlei werkvormen, inspiratie en modellen) en de mate waarin de school vaardig is in procescoaching.
De verbinding tussen de verschillende niveaus en tussen de elementen onderling kan zorgen voor een duurzame transformatie. Dat betekent dat je ook kunt systeemdenken over de verschillende niveaus heen. Daarbij kun je bijvoorbeeld versterkende loops ontdekken. Bijvoorbeeld door naar verbindingen te zoeken van de buitenste naar de binnenste kring. Als je bijvoorbeeld impact wil creëren, dan zal er wellicht een sterke visieontwikkeling nodig zijn waarbij kun je inzetten op het didactisch handelen van leraren wat op zijn beurt kan zorgen voor een sterker leerproces bij leerlingen.
Je kunt het vierledig transformatierad ook van binnen naar buiten systemisch doorlopen. Als je bijvoorbeeld digitaal leermateriaal wil introduceren, dan zal het belangrijk zijn dat leraren elkaar daarbij kunnen coachen, dat er een professionaliseringsbeleid is dat daar op inspeelt en dat ook de nodige teamtijd wordt voorzien.
Het vierledig transformatierad is dus een denkmodel dat je helpt om systemisch na te denken over veranderingen die je door wil voeren en waarbij je kunt focussen op een aantal zinvolle en goedgekozen elementen die elkaar versterken.
Meer weten over systeemdenken?
Via een workshop systeemdenken kun je een helder inzicht krijgen in het ecosysteem van je school. Hierbij leer je naast het dagdagelijks handelen ook de onderliggende patronen en overtuigingen van je school ontdekken. Zo krijgen jouw interventies om duurzaam te veranderen meer impact en pak je het efficiënt en doelgericht aan. Meer info vind je hier.
Daarnaast organiseert EduNext op maandag 29 januari een webinar over hoe transformatievaardig je schoolteam is en hoe je daaraan kunt werken. Systeemdenken komt daarbij ook sterk aan bod. Meer info en inschrijvingsmogelijkheid.
Je kunt ook An Boone contacteren via anboone@edunext.be of haar bellen op 0472/344976
Boekrecensie: Systemisch Wijzer - Siets Bakker en Leanne Steeghs: Kennis uit opstellingen die je iedere dag kunt gebruiken.
Soms voel je dat er iets niet klopt in je organisatie of team maar je kunt er niet meteen de vinger opleggen. Het gebeurt dat je de signalen negeert waardoor je belangrijke kansen mist. Leanne Steeghs, systemisch trainer/teamcoch en Siets Bakker, leerkracht/organisatieadviseur, schreven een boek over hoe je systemisch wijzer kunt worden. Systeemdenken is een belangrijke vaardigheid voor elke onderwijsprofessional, dus verdiepten we ons in hun boek.
Volgens de auteurs is de toegangspoort tot je systemische wijsheid je eigen lichaam. Systemisch wijzer worden is leren voelen, vertrouwen en durven acteren op de signalen die er zijn. Jouw gehele bewustzijn neemt toe wanneer je leert om ook op je systemische waarnemingen te vertrouwen. Het wordt zo makkelijker om op je ‘innerlijke kompas’ te varen in je leven en werk.
De systemische benadering betekent dat je de situaties bestudeert zoals ze zich aan je laten zien: je laat de verschijnselen voor zichzelf spreken, zonder dat je er iets aan toe wil voegen of iets wil aan veranderen. Je werkt met het geheel in plaats van met de afzonderlijke delen van het systeem.
Van bovenstroom naar onderstroom
De werkelijkheid heeft immers meerdere lagen: de lagen die expliciet zichtbaar zijn aan de oppervlakte heet de bovenstroom. Die is waarneembaar via symptomen aan de oppervlakte. Vaak gaan we pas onderzoeken en verkennen als er een ongewenste situatie is of als er iets verkeerd loopt. We grijpen dan in eerste instantie naar interventies in de bovenstroom. Soms is dat afdoende om een probleem op te lossen of om een gedragsverandering te bewerkstelligen. Maar meestal heeft een interventie in de bovenstroom niet het gewenste effect. Mensen en organisaties vallen gemakkelijk terug in oud gedrag als de druk van de interventie is verdwenen. In dergelijk gevallen dien je op onderzoek te gaan in de diepere laag: de onderstroom. Dat zijn interventies die vaak gaan over interactie en over gevoelens die leven. En waarover niet gesproken wordt omdat het niet mag of omdat ze slechts onbewust of latent aanwezig zijn. Symptomen in de bovenstroom hebben volgens de schrijvers een signaalfunctie voor wat er in de onderstroom speelt. Het symptoom wijst het systeem erop dat er een verstoring is.
Illustratie uit het boek ‘Systemisch Wijzer’ - Foxy Design, Zaltbommel
Het systeem van je herkomst
In het eerste systeem van je leven is de basis gelegd voor jouw denken en handelen in andere systemen. Het komt regelmatig voor dat opvattingen en patronen uit jouw familiesysteem de boventoon voeren in de organisatiecontext. Om de invloeden – die er voortdurend zijn op jezelf, je team of je organisatie – te leren herkennen en te bespreken is het belangrijk om de werking van het groepsgeweten en het systeemgeweten te kennen. Mensen handelen voortdurend vanuit deze gewetens in organisaties. Soms zelfs tegen hun individuele opvattingen in en zonder zich ervan bewust te zijn. Het systeemgeweten gaat over de grenzen van tijd en ruimte heen. Het is niet voelbaar of hoorbaar en het werkt onbewust. Het waakt over het voortbestaan van het systeem als geheel. Je kunt het systeemgeweten zien als een soort geheugen van het hele systeem. Bij gedrag dat voorkomt uit het systeemgeweten heeft het niet veel zin om degene die dit gedrag vertoont feedback te geven. Hij of zij zal simpelweg niet anders kunnen.
OerkrachtEN in systemen
De auteurs geven aan dat een organisatiesysteem - als er aan de oerkrachten voldaan wordt - optimaal werkt. Als dat niet zo is, dan geeft dit negatieve effecten zoals spanning, burn-out, de kantjes ervan af lopen of doelbewust en systematisch frauderen. Mensen hebben ten aanzien van de oerkrachten van nature een antenne voor ‘wat klopt en wat niet klopt’. In de bovenstroom van families zie je zaken als terugkerende ruzies, vormen van depressiviteit of bepaalde gebeurtenissen als ongelukken. In de bovenstroom van organisaties zie je bijvoorbeeld zaken als vacatures die maar niet vervuld worden of reorganisaties die elkaar blijven opvolgen. Systemisch gezien is datgene wat oplicht in de bovenstroom – het symptoom – vaak een teken dat er een verstoring is in de onderstroom, dat er een oerkracht niet gevolgd is. Siets en Leanne onderscheiden drie oerkrachten: insluiten, ordening en uitwisseling.
Illustratie uit het boek ‘Systemisch Wijzer’ - Foxy Design, Zaltbommel
Insluiten
Ieder systeem streeft ernaar om compleet te zijn. Als er mensen, functies, producten of gebeurtenissen buitengesloten of niet erkend worden, werkt dat verzwakkend voor het hele systeem. Dat uit zich in de bovenstroom via roddels, verminderde inzet, zelfrechtvaardiging of negativiteit in de vorm van klagen. Iedereen die verbonden is met het systeem heeft recht op een plek. In deze benadering horen ook mensen of voorvallen uit het verleden nog steeds bij het systeem. Mensen, gebeurtenissen, waarden, overtuigingen, dromen, concepten … kunnen allemaal deel zijn van een systeem. Insluiten betekent niet het ermee eens zijn, goedkeuren of dit wensen. Het betekent het aanvaarden dat het onderdeel is van het systeem of je het nu leuk vindt of niet. Het krijgt een plaats in het geheel. Insluiten doe je met je hart, niet met je hoofd.
Ordening
In een familie is een ordening een natuurlijke hiërarchische verticale ordening met een bijbehorende verantwoordelijkheid. Als kinderen bijvoorbeeld op de plek van (een van) de ouders gaan staan, zorgt dit voor verstoring van de ordening. Hetzelfde geldt als ouders zich gedragen als vrienden van hun kinderen. Dan gaan ze te veel naast hun kinderen staan in plaats van op de ‘ouderplek’. De ordening is het familiesysteem is een natuurlijke afbakening tussen het domein van de ouders en het domein van de kinderen. In je gezin van herkomst staat ook jouw plek in de kinderrij vast. Ook eventuele overleden kinderen houden daar hun plaats.
Volgens Siets Bakker en Leanne Steegs zijn bepaalde functies in organisatiesystemen te vergelijken met de rollen en plekken in een gezin. Zo kun je leidinggevenden zien als vaders en moeders, medewerkers als kinderen, teamgenoten als broers en zussen, interim-managers als stiefvaders en stiefmoeders. In organisaties spelen allerlei ordeningen door elkaar. De hiërarchie is meestal een dominante manier van ordenen. Wie langer bij de organisatie werkt, heeft meer recht van spreken dan iemand die net in dienst is gekomen. Diegene heeft tenslotte ook langer een bijdrage geleverd aan het systeem zoals het vandaag is. Het hebben van bepaald competenties kan eveneens meetellen als ordeningscriterium. De ordening in het organisatiesysteem gaat niet over gelijkwaardigheid tussen mensen maar geeft duidelijkheid over de verschillende posities. Het geeft rust en stabiliteit als iedereen zijn eigen positie inneemt met de daarbij horende verantwoordelijkheid.
Uitwisseling
Om een relatie gezond te laten zijn, moet je - wat je geeft - ook ongeveer weer terugkrijgen. In vrijwel alle relaties die we aangaan in ons leven geldt dat een faire balans tussen geven en nemen belangrijk is. Niet per se direct en niet altijd in dezelfde vorm maar er moet een algemeen evenwicht zijn in de uitwisseling. Zonder deze wederkerigheid stagneert de interactie. De gever geeft vanuit de beste bedoelingen, maar zonder erbij stil te staan dat het ongemakkelijk kan worden voor de ontvanger. Grenzeloos geven verstoort de mogelijkheid om in vrijheid uit te wisselen. Als de balans in geven en nemen te veel uit evenwicht raakt, gaat dat volgens de schrijvers ongemakkelijk voelen. De uitwisseling kan niet meer vrijuit stromen. Je komt als ontvanger als het ware in de schuld te staan. Dit wordt extra versterkt als de gever nooit iets terug vraagt of van je aan wil nemen. Wie alleen wil geven en niet kan ontvangen, stelt zich in de onderstroom superieur op tegenover de ander.
Er zijn ook situaties waarbij het omgekeerde geldt. Mensen krijgen het gevoel dat ze te weinig terugkrijgen in vergelijking met wat ze geven. Bijvoorbeeld veel overuren maken zonder dat daar voldoende tegenover staat. Wanneer de balans in geven en nemen voor langere tijd uit evenwicht is, zie je dat mensen de balans zelf proberen te herstellen door zich allerlei ‘rechten’ toe te eigenen. In de bovenstroom kan zich dat uiten in te laat komen tot het meenemen van spullen uit het magazijn.
Voelen met je lichaam
Volgens de auteurs is je lichaam - als het gaat over het beoordelen van zaken die te maken hebben met relaties, verhoudingen of richtingen - een veel geschiktere bron van informatie dan kennis, intelligentie en werken met je hoofd. In de bovenstroom kun je de symptomen waarnemen, in de onderstroom de oorzaak. En die pik je beter op met je lichaam. Door je aandacht erop te richten, kun je je signalen beter horen of voelen. Het gebruiken van systemische wijsheid en je lichaam begint met insluiten. Alles wat er is of kan zijn, toestaan om aanwezig te zijn zonder te interpreteren. Je lichaam heeft weinig boodschap aan filters als logica, gewoonten en sociale druk maar laat je letterlijk voelen wat iets betekent. Het gebruikmaken van signalen in je lichaam kan je alleen als je onverschillig bent ten opzichte van de uitkomst en als je luistert met al je zintuigen.
Vertragen om op te schieten
Snelheid maken is een heel efficiënte manier om contact te verliezen met jezelf en met je omgeving. Vertragen is juist een goede manier om dat contact weer te herstellen. Aandacht voor ademhaling brengt je vooral in contact met jezelf, met je lichaam. Vertragen verbindt je met jezelf in relatie tot je omgeving. Je kunt bijvoorbeeld nog eens extra ademhalen voor je iets gaat zeggen. Het uitstellen van een beslissing, het bekende ‘er nog een nachtje over slapen’ is een andere manier. Zo kun je bepalen op welke wijze je een afspraak of activiteit voor jezelf afrondt. Door bewust te ademen of door enkele seconden uit het raam te staren. Of door je ogen dicht te doen en je hoofd te laten hangen of door met je handen op je schoot te slaan. Het gaat hier over een fysieke handeling. Laat tussen de afronding en de start van iets nieuws enkele seconden leegte. Essentieel is dat je steeds in contact met jezelf blijft.
Siets Bakker - Leanne Steegs, bron Bookchat
Universele systemische vragen
Dat zijn volgens Leanne Steegs en Siets Bakker (die ook het boek Rake Vragen schreef) vragen die de aandacht van de bovenstroom naar de onderstroom leiden, naar de systemisch laag, naar de oerkrachten. Ze gaan in op drie universele systemische vragen:
1) Wie of wat wordt niet gezien?
Waar gaat het niet over terwijl het daar wel over zou moeten gaan? De achterliggende gedachte is dat het systeem compleet wil zijn. De vraag richt dan ook de aandacht op personen, groepen, gebeurtenissen of delen van het systeem die mogelijk worden uitgesloten. Waar gaat het nooit over terwijl je dat eigenlijk wel zou verwachten?
2) Voor wie of wat is dit een goede oplossing?
De huidige situatie is altijd het best mogelijke antwoord dat het systeem tot nu toe kan geven om compleet te zijn. De symptomen die je aan de oppervlakte ziet zijn eigenlijk oplossingen die het systeem bedenkt om zichzelf compleet te maken. Door de vraag zo te stellen, geef je erkenning aan de positieve intentie van het systeem en aan degene(n) aan wie je de vraag stelt.
3) Bij wie of wat hoort dit?
Soms dragen mensen verantwoordelijkheden die niet van hen zijn. Die niet bij hun plek of positie horen. Ze doen dit zonder dat ze zich daar bewust van zijn. De vraag van wie het probleem is, maakt dit patroon bewust. De schrijvers adviseren om je gesprekspartner te vragen of hij innerlijk bereid is om het probleem terug te geven, daar neer te leggen waar het thuis hoort, bijvoorbeeld via een ritueel.
Systemische vragen over leiderschap
De positie van een leider kun je vergelijken met die van de ouder in het familiesysteem. Hierdoor kan een medewerker zich gedragen vanuit de dynamiek van een kind. Het herkennen en benoemen is vaak voldoende om de overdracht vanuit de medewerker te stoppen. Er zijn drie herkenningspunten van overdracht:
- Overdracht van een overdreven emotionele reactie
- Kinderlijk gedrag: niet meer in staat om volwassen te reageren
- Circulair gedrag: je draait steeds dezelfde rondjes in de communicatie met een medewerker
Daarnaast moet je als leider om kunnen gaan met de eenzaamheid die deze positie met zich meebrengt. Deze verticaliteit vraagt dat de leider om kan gaan met ‘er niet bij horen’. Leiders die wel bij het team willen horen, doen iets met de ordening, net als ouders die te veel vrienden willen zijn van hun kinderen.
Opstellingen
Om de onderstroom in een organisatie snel en effectief zichtbaar te maken, zijn opstellingen volgens de auteurs zeer geschikt. Een opstelling is een ruimtelijke weergave van een (onderdeel van het) systeem. Een eenvoudige opstelling is een grotere groep mensen op volgorde te laten staan op basis van een bepaald criterium (leeftijd, anciënniteit, ervaringsjaren in een bepaalde expertise). Dit is nog niet per se systemisch. Je kunt ook een bepaalde context schetsen waar iedereen mee te maken heeft in het werk. Als je nu mensen van plek laat wisselen – bijvoorbeeld de directeur met een ervaren medewerker – zullen een aantal mensen niet alleen weten maar ook voelen dat het niet meer klopt. De onderstroom wordt nu ingeschakeld.
Illustratie uit het boek ‘Systemisch Wijzer’ - Foxy Design, Zaltbommel
Je kunt ook dilemma’s voorleggen en mensen positie laten kiezen ten opzichte van polen. Bij een quadrilemma zijn er zelfs vier alternatieven waar deelnemers kunnen op positioneren. Door op elk van de posities te gaan staan, ervaren deelnemers belangrijke veranderingen. De vier posities kunnen zelfs door vier verschillende personen worden gerepresenteerd zodat er nog meer informatie teruggegeven kan worden. Of je gebruikt stoelen als representanten. Het spreekt voor zichzelf dat het zorgvuldig begeleiden van opstellingen veel ervaring vereist en dat je heel zorgvuldig moet zijn in de definities van de alternatieven.
Conclusie
De auteurs zijn er in geslaagd om de ondertitel van het boek ‘kennis uit opstellingen die je iedere dag kunt gebruiken’ waar te maken. Ze hadden ook kunnen starten met opstellingen uit te leggen maar dan was het wellicht enkel een boek geweest voor begeleiders. Door de kennis die ze uit opstellingen halen mooi te verwoorden en dat is niet eenvoudig omdat het ook vaak over voelen gaat, maken ze het boek toegankelijk en toepasbaar voor niet-experten of experten in spe.. Daarnaast geven ook de vele alledaagse en praktische voorbeelden heel wat houvast. Het boek is een aanrader voor al wie in en met complexe organisaties zoals onderwijs werkt. Als we een tip mogen geven voor een nieuwe druk: de cover en de illustraties in boek ogen mogen voor ons nog wat zonniger.
Het boek is uitgegeven bij THEMA, uitgeverij van Schouten & Nelissen