Hoe kunnen we onze school zodanig organiseren dat elke leerling evolutie kan maken en krijgt waar hij recht op heeft?

Het organisatiemodel van scholen omschrijft de manier waarop we het leren van leerlingen organiseren, hoe leraren hun onderwijsopdracht uitvoeren en welke organisatorische leerroutes leerlingen kunnen kiezen. Tot voor kort was het traditionele leerstofjaarklassensysteem het organisatiemodel dat bijna elke school ter wereld hanteert.

Intussen is de wereld fel veranderd en krijgen scholen te maken met veel meer uitdagingen dan vroeger. Zoals inspelen op een sterk gewijzigde leerlingeninstroom, meertalige kinderen onderwijzen, omgaan met sterk verschillende instapniveaus, leerlingen gemotiveerd houden, gaan voor inclusief onderwijs, hoogbegaafde leerlingen uitdagen en het aantrekken en behouden van sterke leraren. Het leerstofjaarklassensysteem schiet voor deze uitdagingen te kort.

Waarom De Sint-Stevensschool in Sint-Pieters-Leeuw haar onderwijs anders organiseert

Vragen die we ons moeten stellen

•     Is onze leerorganisatie nog wel afgestemd op het leren van de leerling of is ze eerder het resultaat van het comfort van leraren?

•     Kunnen we met onze leerorganisatie voor elke leerling nog altijd een optimale leervordering garanderen?

•     Vertrekken we bij onze leerorganisatie vanuit een inclusief perspectief?

•     Laat onze leerorganisatie toe om onze leerlingen centraal te stellen in hun leerproces?

•     Kunnen we op onze huidige manier zorgen voor leerroutes zonder onderbrekingen?

•     Zorgt onze leerorganisatie voor een kwaliteitsontwikkelend perspectief?

Laat ons bij het samenstellen van lesroosters minder rekening houden met desiderata van leraren en prioriteit geven aan wat leerlingen nodig hebben.

Soorten leerorganisatiemodellen

•     Het leerstofjaarklassensysteem: de leerstof is onderverdeeld in jaarpakketten op basis van de leerontwikkeling van de gemiddelde leerling. Leerlingen zijn gegroepeerd volgens leeftijd.

•     Individueel onderwijs: het onderwijs wordt individueel aangestuurd en aangeboden. Dit via een één op één onderwijsrelatie in de vorm van een pupil/mentor relatie.

•     Unit onderwijs: onderwijs georganiseerd in grotere klasgroepen met aandacht voor doorlopende ontwikkelingslijnen. Teams van leraren begeleiden gemengde leeftijdsgroepen en hebben veel aandacht voor zelfsturing, coöperatief werk en leerbegeleiding. 

•     Thuisonderwijs: het onderwijs wordt thuis georganiseerd, veelal door ouders zelf of door een privéleraar. Leerlingen leggen op het einde toetsen af voor een examencommissie op basis van eindtermen of einddoelen.

•     Methode onderwijs: dit onderwijs wordt georganiseerd vanuit een centrale visie en filosofie (v.b. Steiner, Freinet, Montessori) en heeft meestal een specifieke pedagogie en didactiek ontwikkeld.

•     Modulair onderwijs: de leerstof wordt georganiseerd in modules (leerstofonderdelen) die naast elkaar en op verschillende tijdstippen kunnen gevolgd worden. De modules staan op zich waarvoor leerlingen telkens deelattesten kunnen behalen. Wie alle modules van een opleiding heeft doorlopen krijgt een diploma.

•     Blended learning onderwijs is een organisatievorm die oorspronkelijk gebaseerd was op een doordachte mix van contact- en online onderwijs maar vaak ook toegepast wordt via een mix van didactische strategieën ongeacht het gebruik van technologie.

•     Brede school onderwijs: deze leerorganisatie streeft een sterke samenwerking met de (lokale) omgeving na met focus op een multidisciplinaire samenwerking in functie van levenslang leren.

De uitdaging bestaat er in om als school pedagogisch architect te zijn en te kiezen voor een mix van leerorganisatiemodellen aangepast aan de noden van de leerlingen en de lokale context. Het doel daarbij is om een ononderbroken leerproces te creëren waarbij de school de leeromgeving aanpast aan de ontwikkeling van leerlingen (en niet omgekeerd).

Mag zo een nieuwe leerorganisatie wel?

Het is antwoord is ja. De groeperingsvorm die de school kiest, behoort tot haar autonomie. De school kan zelf beslissen over tijdsbesteding, weekuurroosters, aanbod gemeenschappelijke vakken, aanpassingen van het leertempo, onderwijskundige methodes en werkvormen. Dit volgens het decreet basisonderwijs uit 1997 en het decreet secundair onderwijs uit 1999. Meerdere scholen in Vlaanderen passen een alternatieve leerorganisatie toe.

Bekijk het breder dan puur het organisatorische!

Scholen vertellen ons regelmatig dat hun leerstofjaarklassensysteem niet meer werkt. De eerste vraag die we dan stellen is of ze ook bereid zijn om te kijken naar hun leerinhouden, naar hun manier van lesgeven, naar hoe ze evalueren, naar hun lestabellen, naar hun fysieke leeromgeving, naar het leermateriaal en naar hun leernetwerk. Als het antwoord negatief is, dan heeft het geen zin en blijft het bij een cosmetische aanpassing of het kan zelfs leiden tot een achteruitgang. Er zijn verschillende scholen die te weinig doordacht flex leertijd voor leerlingen hebben ingevoerd met als gevolg een negatief resultaat en de perceptie bij hun leraren dat flex niet werkt. Andere scholen gingen in zelfsturende teams werken zonder hun pedagogie aan te passen. Ook dit bleek op termijn te resulteren in weinig meerwaarde. Je leerorganisatie aanpassen vergt een systemische aanpak. Een van de manieren om de leerorganisatie vanuit verschillende perspectieven te bekijken, is via het transformatierad:

Het is een denkmodel met acht wielen waarbij je je huidig pedagogisch concept in vraag kan stellen, bijvoorbeeld startend vanuit de ingangspoort organisatie. Dit wiel aanpassen heeft invloed op elk van de andere wielen. Om succesvol te zijn, zul je immers je naast je leerorganisatie ook je leerinhouden, leervormen, leerproces, leertijd, leeromgeving, leernetwerk en leermateriaal voldoende moeten aanpassen en er één versterkend en samenhangend geheel van maken.

Flexibele organisatievormen

Bij de nieuwe uitdagingen in ons onderwijs zijn flexibele organisatievormen noodzakelijk. Op die manier kunnen leerlingen meer eigenaarschap nemen over hun leren en kunnen leraren hen maximale ontplooiingskansen geven. Daarbij hou je het best rekening met vijf bouwstenen:

  1. Outputgerichte leeruitkomsten: voor flexibel onderwijs zijn heldere leeruitkomsten cruciaal. Ze geven aan wat de leerling kan aan het einde van een leerperiode. Belangrijke kenmerken van goede leeruitkomsten zijn outputgerichtheid en herkenbaarheid. Resultaat van deze bouwsteen: helder en goed geformuleerde leeruitkomsten.

  2. Leerwegonafhankelijke toetsing: deze is gericht op het beoordelen van door leerlingen gerealiseerde leeruitkomsten. Deze vorm van toetsing is dus niet afgeleid van het onderwijsaanbod. Leerlingen kunnen via divers ‘bewijsmateriaal’ worden beoordeeld. Het formuleren van beoordelingscriteria bij de leeruitkomsten is hierbij essentieel. Resultaat van deze bouwsteen: Instrumenten en beoordelingscriteria geschikt voor toetsing en validatie.

  3. Onderwijstoolbox: een geheel aan divers en gevarieerd didactisch leermateriaal en leeractiviteiten waarmee de leerling aan het bereiken van de leeruitkomsten kan werken. Resultaat van deze bouwsteen: een variëteit aan leeractiviteiten die verschillende typen leerlingen kunnen gebruiken om hun leeruitkomsten te bereiken

  4. Leerscenario’s: vanuit een onderwijstoolbox kunnen bij een leerling of groep leerlingen een passende set leeractiviteiten en leermateriaal ontwikkeld worden, aansluitend bij persoonlijke leervoorkeuren, leerstrategieën en leeromstandigheden van deze leerlingen. Resultaat van deze bouwsteen: vormgegeven leerscenario’s op basis van persona’s (type en kenmerken leerlingen) die ook individueel maatwerk mogelijk maken.

  5. Coördinatie en organisatie: dit zorgt ervoor dat flexibel onderwijs binnen het team van leraren en tussen leerlingen en leraren onderling prettig en soepel verloopt. Resultaat van deze bouwsteen: duidelijke afspraken binnen het lerarenteam.

Meer info of ondersteuning?

Met het transformatierad en de bouwstenen kun je verschillende leerroutes voor leerlingen ontwerpen. Het spreekt voor zich dat dit het best op een participatieve manier gebeurt en dat je hierbij leraren, leerlingen en ouders voldoende betrekt. EduNext heeft heel wat ervaring op dit vlak en begeleidt verschillende scholen in dit proces. Daarnaast hebben we voor de leerorganisatie ook een rubric ontwikkeld met een aantal criteria die je kunnen uitdagen en helpen om je leerorganisatie te hertekenen. Heb je hierover vragen? Neem contact met dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448.

Van visie naar doelstellingen naar leidende pedagogische principes naar leerlabo's

Het is belangrijk om als school een sterke visie te hebben. Je moet weten waar naartoe. De stip op de horizon moet duidelijk zijn. Het is zeer zinvol om daar met het hele schoolteam over na te denken. En daarbij mag je dromen. Als je kijkt naar je huidige en toekomstige uitdagingen, welke school heb je dan nodig? Hoe zou je willen dat je school er in 2027 uit ziet? En dan kom je samen tot een tekst of een aantal pijlers die voor de school belangrijk zijn. De valkuil bestaat erin om deze tekst te blijven bijslijpen totdat hij er op papier perfect uitziet. Om hem daarna te visualiseren op de website, aan de schoolpoort te hangen, te verspreiden via brochures of een plaats te geven tijdens opendeurdagen.

Vertaal de visie in concrete doelstellingen

Het is belangrijk om je schoolvisie verder door te vertalen. Wat betekent deze visie voor je leerlingen, leraren, school en de wereld rondom je school?

-            Welke leerlingen wil je zien als ze de laatste keer door je schoolpoort stappen?

-            Wat wil je dat leerlingen kennen en kunnen?

-            Hoe wil je dat leerlingen met elkaar omgaan?

-            Hoe verloopt de relatie tussen leerlingen en leraren?

-            Welke kwaliteiten en expertise hebben leraren in je school?

-            Welk gedrag vertonen je leraren op school?

-            Welke schoolklimaat wil je op school?

-            Hoe wil je dat de buitenwereld je school ziet?

-            Hoe wil je omgaan met de ouders van je leerlingen?

Deze doelstellingen kun je bij elke nieuw project, bij het uitwerken van processen of bij praktische beslissingen steeds weer voor ogen houden en je afvragen of dit beantwoordt aan je doelstellingen.

VAN DOELSTELLINGEN NAAR leidende pedagogische principes

Hoewel de doelstellingen al een stuk concreter zijn, is dat nog niet voldoende. De link die nog te weinig gemaakt wordt, is de vertaling van de doelstellingen naar de dagelijkse pedagogie en didactiek. Dat vergt een extra slag. Hiervoor kun je het EduNext transformatierad als denkmodel gebruiken. Daarbij ga je samen met het lerarenteam na hoe je voor elk van de wielen van het transformatierad je visie en doelstellingen concreet kunt vertalen in leidende pedagogische principes. Per wiel kun je zo een 3 tot 5 principes bepalen. Goed gedefinieerde leidende principes zijn voldoende concreet, geven sturen en richting maar bieden toch nog genoeg ruimte om die te interpreteren en aan te passen naar de klascontext. Voorbeelden van leidende pedagogische principes zijn:

-            Leerinhoud: we reflecteren regelmatig op de vooropgestelde leerdoelen en versterken zo het zelfreflecterend vermogen van leerling en leraar

-            Leervorm: onze instructies mogen in de toekomst nog maximaal 20 minuten duren en leerlingen zullen leren beslissen welke instructies ze nodig hebben en welke niet.

-            Leerproces: we gaan werken met digitale portfolio’s waarbij leerlingen hun opgedane vaardigheden en nevenactiviteiten kunnen bijhouden

-            Leertijd: we starten elke morgen met een gemeenschappelijk kringmoment waarbij leerlingen over een zelfgekozen thema met elkaar in gesprek gaan

-            Leeromgeving: wij streven ernaar dat elke leerling op elke moment een plek kan vinden om in stilte te kunnen werken

-            Leernetwerk: we gaan de ouderbetrokkenheid versterken door hen ’s morgens de kans te geven om een koffie te drinken hen op vrijdagnamiddag te laten aansluiten bij een gemeenschappelijk moment

-            Leermateriaal: We willen een overkoepelende toolbox creëren waar we onze  lesmaterialen samen kunnen maken en delen

-            Leerorganisatie: We streven ernaar om wekelijks 1 à 2 uur overlegtijd te creëren

Tijdens het bedenken en vormgeven van deze principes hou je het best ook telkens je doelstellingen voor ogen en check je of je via deze leidende pedagogische principes je doelstellingen wel degelijk bereikt. Eens je het met het schoolteam eens bent over de leidende pedagogische principes, vormen ze je kompas tijdens je dagelijks onderwijs.

Weet dat bepaalde leidende pedagogische principes bij leraren angst kunnen oproepen omdat ze het nog niet zien zitten om die uit te voeren of omdat ze er zich nog niet competent voor voelen. Het is belangrijk om daar tijdens het proces voldoende oog voor te hebben, hen daarbij te coachen en zo te werken aan draagvlak.

Van LEidende Pedagogische principES naar LEERLABO’s

Een laatste stap in het proces is om de leidende pedagogische principes te vertalen naar je dagelijks onderwijs. Dat kan via een pilootproject waarbij je alle leidende pedagogische principes integreert. Het is je toekomstige school in het klein. Dat betekent dat je de leidende pedagogische principes vertaalt naar concrete lesinhouden, lestabellen, evaluatie, benodigde leerruimte, organisatie, leermateriaal en netwerk. Een pilootproject kan voor een aantal leraren nog te vroeg zijn of nog te ambitieus. In dat geval kun je ook werken met leerlabo’s. Die kun je zien als een mogelijkheid tot experimenteren waarbij deelteams voor bepaalde leidende principes onderzoeksvragen opstellen, op zoek gaan naar antwoorden, voorstellen uitwerken, deze toepassen in de klas, dit evalueert, erover rapporteren en de resultaten communiceren met de collega’s. Op die manier worden een aantal leidende pedagogische principes concreet.

Als er op school leerlabo’s of pilootprojecten lopen, zul je zien dat de visie veel tastbaarder wordt. Het is geen vrijblijvende tekst meer op de website. Stel dat je bezoek hebt op school, dan zullen leraren en leerlingen die in de leerlabo’s of pilootprojecten actief zijn, de visie gemakkelijk kunnen vertellen omdat hun dagelijkse werking ervan doordrongen is.

Hoe het Sint-Pietersinstituut in Turnhout via leerlabo’s haar visie concretiseert

Wil jij je schoolvisie nog meer TOT leven BRENGEN?

We hebben voor bovenstaande stappen een deeltraject ontwikkeld waarbij we het schoolteam coachen om via enkele interventies te komen van visie naar doelstellingen naar overeengekomen leidende pedagogische principes naar leerlabo’s. Interesse? Neem contact met dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448.

Hoe een fusie tussen basisscholen GAAF! en De Kleine Okapi in Aalst zorgde voor een nieuwe onderwijskundige aanpak en een volledig andere leerorganisatie

Tussen 2018 en 2023 waren er op de GO! campus in de Eikstraat te Aalst twee basisscholen actief: GAAF! met een 300-tal leerlingen en De Kleine Okapi met een 70-tal leerlingen. Beide scholen mikten op een ander doelpubliek en hadden  een verschillend pedagogisch project. Dit gaf de kans aan ouders om te kiezen tussen een grotere meer traditionele school en een kleinschalige school met elementen uit het methodeonderwijs waarbij ouders zeer betrokken werden. De conflicterende visies van beide scholen zorgden na enkele jaren echter voor heel wat spanningen en frustraties. Zo was er bijvoorbeeld maar één turnzaal en één speelplaats. Daarenboven werd het voor De Kleine Okapi steeds uitdagender om de pedagogische werking te vrijwaren toen er regelmatig leerkrachten uitvielen. Stilaan rees het idee om van beide scholen één school te maken. Het nieuws dat beide scholen zouden gaan samensmelten werd niet op gejuich onthaald bij de ouders van De Kleine Okapi. Ze vreesden ervoor dat de toenmalige werking van de grotere school zou doorgetrokken worden naar de kleinere school. Nochtans was het doel om één pedagogisch concept te bedenken met de sterke elementen van beide scholen. Daarom stelden de scholen van in het begin het principe van gelijkwaardigheid voorop. De schoolteams gaven zichzelf een jaar de tijd om na te denken hoe ze in de toekomst het onderwijs wilden vormgeven. Het eerste jaar zou er dus niets veranderen op de klasvloer. De schoolleiding besefte dat de fusie een kans was om een heel nieuw pedagogisch project uit te tekenen. Gezien de complexiteit van een dergelijke vernieuwing en het feit dat er twee schoolculturen waren met heel wat gevoeligheden, nam de school de beslissing om de hulp van EduNext in te roepen.

Een leidende coalitie op de been brengen

Omdat het niet doenbaar was om telkens met het hele team samen te komen, besloot GAAF! om een kernteam samen te stellen met een evenwichtige verdeling tussen beide scholen.

Kernteam basisschool GAAF! Aalst

Daarbij was er ook een vertegenwoordiger van de ouders van elke school die de communicatie verzorgde naar hun respectievelijke oudergroep. Een kernteam heeft voordelen en nadelen. Enerzijds kun je meer snelheid maken en zijn deze teamleden vaak zeer gemotiveerd en bewust van de nodige verandering. Anderzijds loop je het risico dat het schoolteam niet op dezelfde snelheid zit. Daarom besloot GAAF! om voldoende klankbordmomenten te organiseren met het hele schoolteam. Op die manier konden ze de input en de ideeën van iedereen meenemen en elke collega de kans geven om te wennen aan de nieuwe ideeën door er met elkaar over in gesprek te gaan. Het kernteam kun je zien als de  onderzoekers die voorop lopen en mogelijke pistes in kaart brengen maar ook regelmatig terugkeren en afstemmen met hun collega’s. Het kernteam in GAAF! neemt geen enkele beslissing. Ze creëerden draagvlak door het volledige team continu te betrekken. Elke personeelsvergadering en elk overleg stond in het teken van overleg, uitwisseling en reflectie. De ouders betrokken ze via padlet, een oudercafé of een bevraging via Google Forms. Als het schoolteam een draft had, dan hingen ze die aan de inkom om feedback van ouders te krijgen.

Ouders betrekken

Aan de slag

GAAF! ging in september 2022 van start en begon te dromen over hoe hun toekomstige school eruit zou kunnen zien. Daarna keken ze hoe ze die ambities konden vertalen in concrete streefdoelen voor leerlingen, leraren en de school. Om deze daarna verder te concretiseren in leidende pedagogische principes. Daarvoor hanteerde het team het EduNext transformatierad. Voor elk van de wielen (leerinhoud, leervorm, leerproces, leertijd, leeromgeving, leermateriaal, leernetwerk en leerorganisatie) kwam de school tot draft leidende pedagogische principes. Daarna hebben ze die verfijnd en afgestemd met de collega’s tot ze finaal werden. Deze leidende pedagogische principes vormen voor GAAF! het kompas, het zijn krachtlijnen die criteria bevatten waaraan hun onderwijs wil voldoen. Een goed gedefinieerd leidend pedagogisch principe geeft voldoende sturing en richting en biedt toch nog genoeg ruimte aan leraren om dat in hun klas te interpreteren en aan te passen. Deze principes helpen GAAF! bij het nemen van beslissingen en bij reflectie over hun onderwijs. Nadat het schoolteam het eens was geworden over de leidende pedagogische principes, bestond de volgende uitdaging erin om ze in de praktijk te brengen.

Leidende pedagogische principes Basisschool GAAF! Aalst

Geleidelijk aan of gewoon springen?

In eerste instantie was het de bedoeling om te starten met één pilootproject. Maar in april 2023 organiseerde de directie individuele gesprekken met elke leraar waarbij ze in gesprek gingen over hoe ze naar het volgende schooljaar keken en hoe ze zichzelf binnen vijf jaar zagen. Een grote meerderheid van de collega’s was enthousiast over het nieuwe pedagogische concept. Een aantal collega’s zou het jammer gevonden hebben om een heel jaar mee te mogen schrijven aan een nieuw onderwijsconcept en dan nog drie of vier jaar te moeten wachten. Waarom springen we niet met de hele school tegelijk? Een bijkomend argument was dat het moeilijker en moeilijker werd om de kleine school nog een jaar apart te laten bestaan. Zo heeft de school besloten om in september 2023 met alle units tegelijk te starten.

Het pedagogisch concept van GAAF!

De school is afgestapt van het leerstofjaarklassensysteem en heeft gekozen voor unitonderwijs. De leraren hebben zich verdeeld over vier units:

-            Unit 1: K0 K1 K2 (instappers, eerste en tweede kleuterklas)

-            Unit 2: K3 L1 (derde kleuterklas, eerste leerjaar)

-            Unit 3: L2 L3 L4 (tweede, derde en vierde leerjaar)

-            Unit 4: L5 L6 (derde graad)

Tussen 8.45 en 9.00 werkt de school met een zachte landing en tussen 15.25 en 15.40 is er een rustig vertrek. ’s Morgens zijn er geen rijen of toezicht. De leerlingen leren om zelf naar hun klasomgeving te komen. Na een kringmoment in hun eigen nest krijgen de leerlingen in de voormiddag instructielessen. De school werkt daarvoor met EDI (Expliciete Directe Instructie) en tijdens die lessen zitten de leerlingen per leerjaar. Dit is het geval voor de tredevakken (Nederlands, Frans en wiskunde) waarbij er een chronologische opbouw is van de leerstof. De leraren werken nu nog met methodes, die bieden een houvast. Het is wel de bedoeling dat ze vanuit de leerdoelen werken en de methodes eerder als bronmateriaal te gebruiken.

Tijdens instructielessen zijn ze met twee leraren aanwezig. De vakexpert geeft de instructie terwijl de andere leraar coacht. Bij een ander vak wisselt dat. Na de instructie zwermen de leerlingen leeftijdsoverschrijdend uit naar het leerplein (behalve in unit 1) samen met een leraar die hen coacht bij het verder verwerven van de leerstof. De andere leerlingen blijven bij de andere leraar in de klas die dan verlengde instructie geeft. Ook als leerlingen geen instructie  nodig hebben of na een korte instructie alleen verder kunnen voor hun oefeningen, gaan ze naar het leerplein.

Per nest is er een vaste coach die ook de kringmomenten aan het begin en het einde van de dag begeleidt. Dat zorgt voor verbondenheid en samen leren. Elke unit werkt ontwikkelingsgericht en kijkt waar elk kind  staat en wat het nodig heeft. Daarom is het mogelijk dat cognitief sterke leerlingen voor een bepaald thema aansluiten bij een andere unit.

De leerlingen krijgen veel autonomie. Via een planbord en een keuzebord realiseren ze in de loop van de week een aantal doelen en werken ze een aantal taken af. Dat bouwen de leraren geleidelijk aan op. Er is veel aandacht voor zelfregulerende vaardigheden. Leerlingen halen hun benodigde materiaal op in hun bakje en deponeren het - nadat de taak afgewerkt is – terug. Om te zorgen dat het voor de kinderen duidelijk is in welk nest ze zitten, naar welke instructielessen ze moeten en waar ze hun leraar kunnen vinden, heeft de school een systeem met hangkaartjes en magneetjes uitgedokterd.

Keuzebord

De kracht van metaforen en storytelling

Tijdens haar verhaal gebruikt directie Sofie regelmatig metaforen. Zo zag ze hun vroegere situatie met twee scholen als een nieuw samengesteld gezin waarbij de kinderen niet voor elkaar gekozen hebben en toch moeten samenleven.

Daarnaast vertelt ze over een skiër die bij mistig weer naar beneden wil maar het dal niet kan zien. Hij gebruikt de paaltjes en de vlaggetjes om veilig beneden te geraken. Die poortjes zijn haalbare en realistische tussendoelen die de verandering voor leraren behapbaar maken. Door het team daarbij te helpen, vergroot je de slaagkans van de transformatie.

In de school wordt er ook heel veel gevisualiseerd. Overal hangen de leerdoelen uit, hangen er emotiekaartjes aan de deur en zijn er deurbegroeters.

Een van de ouders is heel sterk in tekenen. Zij heeft de werking van de school en hoe een schooldag eruit ziet in een mooi en laagdrempelig verhaal gegoten via Kamishibai vertelplaten. Alvorens te starten met de nieuwe werking, is dat verhaal in alle klassen aan de kinderen verteld. Op die manier konden leerlingen en ouders zich voorstellen hoe een onderwijsdag er in de toekomst zou uitzien.

Kamishibai vertelplaten: Miek Van Hemelryck

Klik op de afbeelding om te openen

Aandacht voor het welbevinden

Het feit dat de leraren van GAAF! in team staan en verantwoordelijkheid nemen voor een grotere groep leerlingen, zorgt ervoor dat ze meer samenwerken en dat ze ook bij elkaar terecht kunnen. Ze kunnen hun uitdagingen delen, gezamenlijk tot oplossingen komen en de lasten samen dragen. De teamleden werden er zich dit jaar van bewust dat sterke teamvaardigheden een verschil maken tegenover er alleen voor staan in je klas. Door veel met elkaar te praten, elkaar te steunen en kleine successen te vieren, bleef het team – ondanks de vele uitdagingen tijdens zo een vernieuwingstraject - zeer gemotiveerd. Dat lukte omdat er steeds respect was voor de verschillende snelheden tussen de verschillende leraren en units. Wel is het belangrijk dat er stappen vooruit gezet worden.

Juf Lieve ging op een bepaald moment 4/5 werken omdat het in het vorige systeem voor haar te zwaar begon te worden. Maar nu ze is overgeschakeld op het nieuwe systeem, werkt ze terug 5/5

De school maakte van ABC (autonomie, betrokkenheid, competentie) A4BC. Accepteren, aanvaarden en aandacht voor iedereen. Door regelmatig individueel en samen terug te blikken op wat het traject met hen heeft gedaan, wat hen energie geeft en wat ervoor zorgde dat het soms minder goed ging, werkt het team aan haar zelfreflectievaardigheden en haar veerkracht. Als er frustraties zijn, dan probeert de school om dat naar boven te brengen tijdens de bijeenkomsten, niet in de wandelgangen of in de leraarskamer. Geen vergadering na de vergadering.

Tijd creëren

Een dergelijke werking uitdokteren en bijsturen zou niet mogelijk zijn zonder veelvuldig overleg. Tijdens de levensbeschouwelijke vakken (2 u/week) is er binnen de units mogelijkheid tot overleg. Daarnaast roostert de school de leraren zoveel mogelijk vrij van toezichten. Er is bijvoorbeeld een extra toezichter aangesteld en ook de directie en de zorgcoördinator nemen regelmatig over. De unitwerking zorgt ervoor dat leraren ook overdag korte overlegmomenten hebben. Daarnaast zijn de meeste leraren om 8 uur aanwezig zodat ze tot 8.45 uur ook nog tijd hebben om af te stemmen.

Het blijft in beweging

Vaak hoor je tijdens seminaries en congressen verhalen over innovatieve scholen waarbij je jezelf de vraag stelt of dit in de praktijk wel echt zo werkt. Wel, tijdens onze rondgang konden we het verhaal van Sofie bij alle leerlingen en leraren terugvinden. Het leeft echt. De leraren deden per unit zelf hun verhaal, leerlingen lopen ons voorbij en plakken hun magneetje op het keuzebord, nemen hun materiaal uit hun bakje en hangen hun kaartje rond hun nek. Zonder dat ze daartoe aangespoord worden. In de klas werken ze zelfstandig of onder begeleiding van de coach.

In vele innovatieve scholen die we bezoeken, krijgen we soms het gevoel; ‘dit is het’, ‘dit is wat we willen’, terwijl de mindset in GAAF! is dat het in volle beweging blijft. Het traject verloop in theorie rechtlijnig van A naar B, in de realiteit zijn er veel kronkels. GAAF! bouwt de brug terwijl ze erover lopen. Ze beseffen dat ze nog maar aan het begin staan en dat ze nog veel zullen vallen en leren. Maar ze zien wel dat dit onderwijsconcept veel meer potentieel heeft voor de uitdagingen die zich stellen.

Als je de vraag zou stellen wie nog terug wil naar het oude systeem, zou je weinig kandidaten vinden.

Foto Jean-Pierre Swirko

Meer weten over trajectbegeleiding?

Alle credits gaan naar het hele schoolteam die voluit voor dit traject is gegaan. Vanuit EduNext zijn we heel blij om dit fantastische team te mogen begeleiden. Ben je benieuwd naar wat zo een transformatiecoachingstraject voor jouw school kan inhouden? Vraag een vrijblijvend gesprek aan via mail naar dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448

In een teamsport moet elke speler op haar of zijn beste plaats staan, hetzelfde geldt in een school voor de medewerkers

Misschien klinken volgende uitspraken je wel bekend in de oren:

‘Als er op school iets moet gebeuren, kom je altijd bij dezelfde mensen uit.’

‘Is dat niet het werk van de klastitularis?’

‘Vroeger deed Roel dat maar nu hij er niet meer is, weet ik het niet’

‘Wie is er hier eigenlijk verantwoordelijk voor de bestelling van het labomateriaal?’

‘Waarvoor hebben we anders coördinatoren?’

Onduidelijkheid over de taakverdeling kan een schoolteam stevig ontregelen. Je kunt de teamdynamiek enorm versterken door te zorgen voor een evenwichtige, gedragen en heldere rolverdeling in lijn met ieders talenten.

Waarom rollen verdelen?

Een goede rolverdeling in een team zorgt voor een evenwichtige verdeling van taken waarbij iedereen bijdraagt en waardoor je ieders expertise en talenten benut en waardeert. Zo wordt het ook voor iedereen duidelijk wie wat doet, is het helder wat je van elkaar kunt verwachten en waar je voor wat terecht kunt. Het bevordert tegelijk de teamdynamiek en het welbevinden van het team. Als het proces op een participatieve manier verloopt, draagt het ook bij tot inclusieve besluitvorming. Bovendien zorgt een goede rolverdeling voor een efficiënte uitvoering van taken. Daarnaast is het een manier om te evolueren van een klas- naar een schoolopdracht. Heel veel voordelen, niet?

Hoe pak je het aan?

In een proces van rolverdeling, kun je volgende stappen onderscheiden:

1.        Inventariseren kerntaken van het team

2.        Kennis, talenten, vaardigheden en expertise teamleden in kaart brengen

3.        Match maken tussen kerntaken team en kennis, talenten, vaardigheden en expertise teamleden

4.        Rolverdeling in het team vastleggen

5.        Verantwoordelijkheden en opvolging afspreken

Het ziet er eenvoudig uit, in de praktijk is het dat vaak niet. Tijdens zo een proces van rolverdeling wordt het immers duidelijk hoe sterk het team al is en in welke mate de teamleden erin slagen om de taken gelijkmatig onder elkaar te verdelen. Dat betekent dat de relationele bedrading die misschien onder de waterlijn aanwezig was, nu aan de oppervlakte komt.

Sociocratisch proces

Het is best dat teamleden zelf de kerntaken van het team in kaart brengen. Om daarna ook elkaars expertise, kennis, vaardigheden en talenten te benoemen. En om elkaar daarna te nomineren voor een bepaalde rol die voor een taak verantwoordelijk is. Een belangrijke voorwaarde om dit te durven, is vertrouwen en een veilige omgeving. Collega’s moeten elkaar tijdens het proces van rolverdeling feedback durven geven. Anders kom je niet tot de beste rolverdeling. Maar als die veiligheid er is, kan er een sterke teamdynamiek ontstaan. Uit onze ervaring blijkt dat in zo een proces sommige teamleden wel heel veel genomineerd worden omdat de collega’s weten dat zij of hij de taak goed zal uitvoeren. Als die persoon de nominaties in ontvangst blijft nemen en niet weigert, dan is er een procesfacilitator nodig die stop zegt en zo deze persoon in bescherming neemt. Het omgekeerde kan ook gebeuren. Bepaalde teamleden krijgen geen nominaties van taken van hun collega’s. Dat gebeurt meestal bewust. Zo kwam een van de teamleden in een school die we hebben begeleid in dit proces net na de pauze in paniek bij ons. Iedereen had al taken toegewezen gekregen en niemand had hem genomineerd. Dat voelde niet goed aan. Direct na de break stelde hij zich kandidaat voor een van de volgende te verdelen taken.

Start klein, denk groot

Direct een rolverdeling samen met het hele schoolteam op touw zetten, kan verkeerd uitpakken. Je kunt beter minder ambitieus beginnen. Bijvoorbeeld met het kleuterteam, een bepaalde graad, een vakgroep, het beleidsteam, het schoolbestuur of het secretariaat. Onze ervaring is dat er aan de rolverdeling best een proces van visievorming vooraf gaat. Wat wil je bereiken met het team? Waar wil je de komende jaren op focussen? Wat zijn belangrijke werven die je samen wil aanpakken? Welke pedagogische vernieuwingen wil je realiseren? Hoe wil je de verbinding leggen met de andere teams op school en daarbuiten? Als die doelstellingen duidelijk zijn, kun je starten met de benodigde taken in kaart te brengen die nodig zijn om die doelstellingen te realiseren. Om dan verder de volgende stappen in het proces van rolverdeling te zetten.

Hoe het Atheneum Antwerpen kwam tot een evenwichtige taakverdeling

Hulp nodig?

EduNext heeft intussen al heel wat expertise opgebouwd en ondertussen verschillende teams begeleid om te komen tot een evenwichtige en gedragen rolverdeling. We hebben daar een specifiek begeleidingstraject voor ontwikkeld dat we aanpassen op maat van de school. Voor een vrijblijvend intakegesprek, kun je contact opnemen met dirkdeboe@edunext.be of Dirk bellen op 0474/949448.

Creatief denken, een cruciale competentie voor leerlingen, leraren, coördinatoren, beleidsmedewerkers en directies

Vorige week maakte de OESO de resultaten bekend voor ‘creatief denken’. Daarbij onderzoeken ze of leerlingen creatieve ideeën kunnen bedenken die leiden tot oplossingen van bepaalde problemen, verschillende ideeën voor problemen kunnen bedenken en of dat ze bestaande ideeën kunnen evalueren en verbeteren. Binnen Europa zitten de Vlaamse leerlingen bij de top voor creatief denken. Belangrijke noot daarbij is dat er veel verschillen zijn tussen de leerlingen. In de krant vroeg een pedagoog zich af of je creatief denken wel kon leren. Het antwoord is ja. Creatief denken is geen talent waar je mee geboren wordt. Je kunt creatiever leren denken. Het is daarenboven een cruciale vaardigheid voor leerlingen die terechtkomen in een samenleving met complexe uitdagingen waar ze dagelijks out-of-the-box zullen moeten kunnen denken. Het is dus logisch dat scholen hen daarin versterken. De resultaten in Vlaanderen mogen dan wel positief zijn, in heel wat scholen kan creatief denken meer aan bod komen. Leerlingen maar ook leraren, directies, beleidsmedewerkers hebben er belang bij om creatief te kunnen denken. Zeker nu er dagelijks veel meer uitdagingen hun pad kruisen dan pakweg twintig jaar geleden.

Je brein als inspiratievat

Net als dat je kennis nodig hebt om nieuwe kennis te kunnen creëren, heb je bij creatief denken grondstof nodig waarmee je aan de slag kunt gaan. Die grondstof is inspiratie in allerlei vormen. Je voegt eerst inspiratie aan je brein toe om er nadien - vaak onder een andere vorm en op een later moment – ideeën uit te halen. Een van die manieren om je inspiratievat te vullen, is goed leren observeren. Anders leren kijken en interessante dingen - die misschien nog niet meteen bruikbaar zijn - opslaan in je brein voor later. Dat kan bijvoorbeeld op volgende manieren:

-     Een prikbord in de leraarskamer waar je inspirerende artikels ophangt

-     Op bezoek gaan bij andere scholen

-     Een onderwijsevent zoals sett bijwonen

-     Een nieuwsbrief met interessante blogartikels, linken en video’s

-     Op schoolreis naar het buitenland gaan

-     Deelnemen aan professionele netwerken over de schoolmuren heen

-     Een bibliotheek met interessante boeken, tijdschriften en artikels

-     Bij elkaar gaan observeren in de les en nadien uitwisselen

-     Eens kijken hoe andere sectoren zoals de zorg het doen

Echt observeren vraagt een andere manier van kijken. Heel wat mensen kijken  nog zonder te zien. Veel interessante dingen liggen soms verborgen in volle zicht. Door een kijkwijzer met verschillende aandachtspunten mee te geven tijdens schoolbezoeken, kun je leraren helpen om meer te observeren dan ze normaal zouden hebben gezien. Je kijkt immers vaak met een bepaalde focus. Door die focus te veranderen, kun je nieuwe dingen ontdekken die je eerst niet zag. Een leuke techniek is straatjutten, ontwikkeld door Richard Stomp. Daarbij ga je met je fototoestel in aanslag naar buiten, bijvoorbeeld naar een bepaald plek waar je mogelijke innovatieve ideeen verwacht. Je kijkt verwonderd met de ogen van een kind. Als je iets grappigs of interessants, dan neem je een foto. Achteraf probeer je het concept achter die foto te achterhalen en dat concept te gebruiken om een eigen idee mee te ontwikkelen.

Scroll eens door je foto’s op je smartphone en bedenk met een van je foto’s een idee voor je school

Ideeën uit je inspiratievat halen

Hoe vertaal je nu die inspiratie in concrete ideeën? Een van de manieren om de ideeën uit je brein te halen, is vlot kunnen associeren. Associëren is het leggen van verbindingen, het maken van koppelingen en het leggen van relaties tussen het ruwe materiaal in je brein en alle informatie erbuiten. Veel associëren zorgt dat je brein soepel wordt. Het is vergelijkbaar met een sportieve prestatie. Daarvoor moet je ook heel regelmatig je spieren trainen. Voor mentale prestaties moet je je breinspieren ook oefenen. Wie snel, vlot en veel verbindingen kan leggen, zal later, als hij een uitdaging of probleem wil aanpakken, veel gemakkelijker oplossingen kunnen bedenken. Enkele manieren waarop je dat kunt oefenen:

-     Som in een minuut zo veel mogelijk woorden op die beginnen met een bepaalde letter

-     Begin met de laatste letter van een woord telkens een nieuw woord

-     Vorm zo snel mogelijk een zin met de letters van een nummerplaat

-     Maak woordslangen: begin met een willekeurig woord en associeer daarop verder

-     Maak verhalen met de titels van de nummers van een muziekplaat

-     Kies vijf willekeurige objecten en maak er een verhaal mee.

Creatieve mindset

Belangrijk bij creatief denken, is hoe je naar situaties kijkt. Je kunt er op twee manieren naar kijken: als een advocaat van de duivel (‘ja maar …’) of als een kritische vriend (‘ja en …’). Nog te vaak gaan ideeën verloren omdat iemand bij het aanhoren van een idee al meteen begin op te noemen wat fout kan gaan. Ideeëndoders zijn zeer nefast voor een innovatiecultuur in een school. Je kunt mensen wel bewust maken van hun gedrag en je kunt hen ook zeggen dat het nu nog te vroeg is hiervoor maar dat ze later in het proces hun bezwaren gaan kunnen uiten.

Hang een ‘idea killers’ poster in de leraarskamer of maak een eigen schooleigen ideeënbooster

Je kunt deze ideeëndoders ook omdenken en ze positief en versterkend maken:

Afbeelding links: COCD / afbeelding rechts: EduNext (getekend door Axelle Vanquaillie)

pAS het creatief proces TOE

Creatief denken heeft nood aan structuur. Dit kan via drie stappen:

1.   Definieer de uitdaging of het probleem

2.   Bedenk zoveel mogelijk ideeën zonder rem of oordeel

3.   Selecteer de beste ideeën en realiseer ze

Vaak staan we niet lang genoeg stil bij de uitdaging en vliegen we er meteen in. Het is raadzaam om na te denken over het waarom van de uitdaging en te kijken of dit wel degelijk de uitdaging is, of ze voldoende concreet geformuleerd is en of er misschien meerdere uitdagingen onder schuilen.

Soms slaan we ook stap 2 over en beginnen we meteen met de uitwerking van een eerste idee terwijl misschien nog iemand een beter idee heeft. Door iedereen aan bod te laten komen, vergroot je de kans op meer en betere ideeën en voelt iedereen zich ook gehoord.

Tot slot is het ook belangrijk om ideeën te groeperen, te selecteren, uit te werken en uit te proberen. Als ideeën gerealiseerd worden, zorgt dit voor energie en vergroot dit de kans dat mensen verder creatief gaan nadenken.

Denk tijdens een brainstorm eerst individueel en in stilte na. Schrijf je ideeën op en wissel die nadien één voor één met elkaar uit

Hoe doen jullie het op vlak van creatief denken?

Creatief denken is een van de elementen van het vierledig transformatierad. Het is een belangrijke teamvaardigheid en een hefboom voor verandering. Leraren die creatief kunnen denken, gaan meestal vlotter met vernieuwing om. Van een probleem maken ze een uitdaging.

EduNext heeft een rubric ontwikkeld waarbij je kunt nagaan in welke mate je de teamvaardigheid creatief denken op school al ontwikkeld hebt. Dit zijn enkele vragen waar je over kunt nadenken:

•        In welke mate schenken jullie op school aandacht aan creatief denken?

•        In welke mate moedigen jullie in jullie school out-of-the-box denken aan?

•        In welke mate kunnen leraren hun oordeel uitstellen (niet te snel 'ja maar')?

•        In welke mate stellen jullie afremmende patronen/gewoontes in vraag?

•        In welke mate zijn jullie vaardig in creatief denken? (uitdaging herformuleren, divergeren, convergeren, creatieve technieken)

•        In welke mate doen jullie aan co-creatie en beschikken jullie over tools om dat te ondersteunen?

•        In welke mate leren jullie jullie leerlingen creatief denken?

 Via de indicatoren uit de rubric kun je dan nagaan hoe je op elk van de criteria kunt groeien.

Meer info?

Wil je hierover meer weten? Zin in een workshop of deeltraject? Contacteer Dirk De Boe op dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448