Zeven hefbomen om van werk- en vakgroepen sterke professionele leergemeenschappen te maken

Een van de manieren om kwaliteitsvol onderwijs te realiseren, zijn goed functionerende vak- en werkgroepen. Werk- en vakgroepen kunnen bijdragen tot een collectieve verantwoordelijkheid en een sterke bijdrage leveren tot de realisatie van kwaliteitsverwachtingen. Zeker als die van louter samenwerken evolueert naar systematisch en als groep samen leren. Dat betekent dat vak- en werkgroepen regelmatig over hun werking reflecteren en hun werking bijsturen. In deze blog zeven vind je zeven hefbomen om van je vakgroepen PLG’s te maken en om je werkgroepen goed te laten functioneren.

EduNext illustratie door Axelle Vanquaillie

  1. Maak een duidelijke koppeling met de visie

Voor leraren kunnen vak- of werkgroepen als een verplicht nummer aanvoelen. Je hebt je eigen lessen al voor te bereiden en dan moet je ook nog eens tijd steken in overleg met collega’s uit dezelfde of een andere graad. Als er geen duidelijk doel is op schoolniveau, dan blijft het vaak bij fragmentarische bijeenkomsten. Daarbij houden leraren bijvoorbeeld een nieuwe methode tegen het licht , geven ze terugkoppeling over een nascholing of besprejeb ze examenvragen met elkaar . Ze worden dan verplicht om horizontaal en verticaal samen te werken zonder concreet doel. Vak- en werkgroepen kunnen een sterke hefboom zijn in het vertalen van een gedragen gemeenschappelijke visie naar de klasvloer. Elk leraar heeft zo duidelijke doelstellingen waarvan ze het nut inzien en waar ze zich achter kunnen scharen.

Tip: Vertaal je visie in leidende pedagogische principes zoals bijvoorbeeld: ‘wij maken elke les een koppeling tussen de leerinhoud en de leerdoelen’. Werk- en vakgroepen kunnen dan mee kijken hoe ze deze doelstelling kunnen realiseren.

2. Voorzie voldoende tijd

Een team dat maar een paar keer per jaar samenkomt, wordt geen hechte professionele leergemeenschap. Op het moment dat iedereen terug mee is, is de vergadering al voor de helft afgelopen. Wil je echt inzetten op goed werkende vak- en werkgroepen, dan moet je hiervoor structureel tijd inplannen. Dat betekent minstens maandelijks samenkomen en liefst ook tussenin voldoende tijd voorzien. Dat zet je als schoolteam voor de uitdaging om in je jaaragenda structureel overlegtijd voor het schoolteam te voorzien. Een deel kan van die tijd kan door de vak- of werkgroepen worden benut.

Tip: creëer teamtijd als hefboom voor innovatie en kwaliteitsontwikkeling. Bijvoorbeeld door leerlingen regelmatig gedurende een halve dag zelfstandig met minimaal toezicht aan een opdracht te laten werken of door een breed extern netwerk uit te bouwen.

3. Zorg voor efficiënte bijeenkomsten

Het is belangrijk om een duidelijke structuur aan te brengen in de vergaderingen. Het kan een idee zijn om een onderscheid te maken tussen inhoudelijke bijeenkomsten en opvolgingsvergaderingen. Bij een opvolgingsmeeting ga je niet in de diepte in op de inhoud maar kijk je naar de status en wat teamleden nodig hebben om hun acties een stap verder te brengen. Je kunt het zien als een sprint met maximaal 5 minuten per punt. Op een half uur of een uur ben je klaar. Bij een inhoudelijke bijeenkomst ga je in de diepte in op één thema (bijvoorbeeld vooraf bepaald via een jaarkalender). Daarin kun je telkens 3 stappen onderkennen:

- Het onderwerp of thema duidelijk omschrijven. ‘Waarom’ en ‘wat houdt ons tegen’-vragen kunnen helpen om tot de kern van de uitdaging of het thema te komen.

- Verbreden: meerdere mogelijke oplossingen of richtingen verkennen. Daarbij durf je bestaande patronen doorbreken en vermijd je ‘ja maren’.

- Vernauwen: uit de bedachte oplossingen of richtingen één of meerdere kiezen en deze onderbouwen. En verder onderzoeken na de bijeenkomst.

Tip: haal mosterd uit Nederland: Hoe start je een professionele leergemeenschap? Of ga voor minimale verslaggeving via een teambord zoals Trello of Monday. Heel handig voor opvolging en weinig administratie.

4. Ontwikkel sterke procescoachingsvaardigheden

EduNext illustratie door Axelle Vanquaillie

Een vak- of werkgroepcoördinator kan deze rol gekregen hebben omdat zij of hij inhoudelijk heel sterk is. Om een vak- of werkgroep voldoende progressie te laten maken zijn ook coachingsvaardigheden van groot belang. In een groep kan er immers weerstand en groepsdruk ontstaan. Hoe ga je bijvoorbeeld om met onwrikbare onderwijsideeën of verworven rechten? Daarbij is het belangrijk dat de moderator van de bijeenkomsten (is niet noodzakelijk de vak- of werkgroepcoördinator) inzicht heeft in groepsdynamiek, onder de waterlijn kan kijken en collega’s kan coachen.

Tip: zorg ervoor dat coördinatoren onder onder de ijsberg kunnen duiken of leer hen de principes van Deep Democracy zoals luisteren naar de stem van de minderheid, vragen of er nog mensen zijn die er zo over denken en zorgen dat iedereen een evenwaardige bijdrage kan leveren tijdens een bijeenkomst.

5. Werk systemisch en vakoverschrijdend

Het risico van vakgroepen is dat iedereen binnen het vak blijft waardoor je de verbindingen over de vakken heen mist. Dit kun je als volgt vermijden:

• Zoek naar de kruisverbindingen tussen de inhoud van vak- of werkgroepen. In welke mate kunnen bijvoorbeeld bepaalde leerdoelstellingen op een vakintegratieve manier beter en efficiënter gerealiseerd worden? Benarder de pedagogisch-didactische aanpak op een systemische manier en kom zo tot verticale leerlijnen. Het EduNext transformatierad kan daar als denkmodel bij helpen.

• Zorg voor intervisie tussen de vakwerkgroepcoördinatoren. Die kunnen naar elkaar toe een casus brengen (v.b. een probleem of een uitdaging binnen haar of zijn vakwerkgroep) waarbij de collega’s volgens een intervisiemethodiek luisteren, vragen stellen en advies geven. Op de manier staan de coördinatoren er niet alleen voor en kunnen ze elkaar helpen en coachen.

Tip: Laat coördinatoren elkaar casussen voorleggen via de OASE methodiek.

6. Werk aan zelfregulerende vaardigheden

We hebben het vaak over zelfregulerende vaardigheden van leerlingen zoals emotieregulatie, impulscontrole, werkgeheugen, taakinitiatie, planning, respons-inhibitie, doelgericht gedrag, volgehouden aandacht, metacognitie, organisatie, flexibiliteit en time-management. Maar ook de zelfregulerende vaardigheden van leraren zijn cruciaal om van chaotische, besluiteloze, ongemotiveerde, conflicterende, perfectionistische, te weinig kritische en afhankelijke vak- of werkgroepen te evolueren naar efficiënte, leerzame, samenwerkende, flexibele, leerlinggerichte, duurzame en diverse professionele leergemeenschappen.

Tip: Ga na hoe sterk de zelfregulerende vaardigheden van de deelnemers aan de vak- en werkgroepen zijn ontwikkeld. Kijk ook eens is het gesteld is met andere belangrijke vaardigheden zoals elkaar groeigericht feedback kunnen en durven geven, feedback kunnen ontvangen, kunnen (zelf)reflecteren of elkaar kunnen en mogen coachen.

7. Implementeer een evenwichtige rolverdeling

Collega’s die goed werk uitvoeren, trekken meestal extra werk aan. In een vak- of werkgroep kan er zo een onbalans ontstaan in de taakverdeling wat nefast is voor de dynamiek. Een evenwichtige taakverdeling waarbij iedereen bijdraagt en waarbij het duidelijk is wie wat doet, geeft veel energie. Naast de normale rollen in een vergadering (modereren, tijd bewaken en verslag maken) is een goede match tussen kennis, vaardigheden, expertise en talenten van de vak- en werkgroepleden enerzijds en de taken die ze er uitvoeren anderzijds cruciaal.

Tip: breng in de vak- en werkgroepen de belangrijkste taken in kaart, inventariseer ieders competenties en talenten en verdeel die nadien op sociocratische wijze evenwichtig onder elkaar.

HULP nodig bij het versterken van je vakgroepen?

Bovenvermelde hefbomen mee helpen vertalen op maat van jouw school? We denken graag mee na. Stuur een mail naar dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448 voor een vrijblijvend intakegesprek.



Schoolcijfers en hun relativiteit - Roger Standaert

We hadden een boeiend gesprek met Roger Standaert, professor emeritus in de comparatieve pedagogiek Universiteit Gent. Een van de onderwerpen die aan bod kwamen, waren schoolcijfers en hun relativiteit:

👉 Punten op toetsen zijn een interessant en pedagogisch verantwoord hulpmiddel om met leerlingen in een bepaalde concrete context aan de slag te gaan. Ze zijn echter niet het doel van het onderwijs.
👉 De tendens om steeds maar meer verplichte toetsen in te voeren die dan exact meten of en in welke mate de leerlingen de doelen hebben bereikt zorgt voor een meetbaarheidsdenken dat leidt tot een bijna blind geloof in de waarde van toegekende cijfers en de steeds verder uitdijende bewerkingen ermee.
👉 Cijfers hebben het voordeel dat ze de werkelijkheid eenvoudig maken. Ze geven een gevoel van veiligheid omdat je dan je brein niet moet vermoeien met de vraag te stellen waarop die cijfers slaan en waarom ze die waarde kregen.
👉 De evolutie naar toetsbaarheid waarbij je leraren en scholen kan afrekenen op de behaalde resultaten maakt het vergelijken tussen scholen erg aanlokkelijk, zodat je via de verplichte toetsen ook de goede van de minder goede scholen kan onderscheiden.
👉 Door met exacte cijfers te werken, zie je meteen waar kansarme leerlingen niet voldoende aan hun trekken komen. Op die wijze kan je dan druk uitoefenen op leraren en scholen om die resultaten te verhogen.
👉 Het is belangrijk dat leraren, schoolbesturen en zelfs politici enig inzicht krijgen in cijfergeletterdheid, toegepast op het onderwijs. Het gaat dan op de eerste plaats over statistische basiskennis maar ook over inzicht in de psychologische, commerciële, economische en cultureel bepaalde mechanismen die cijfers versluieren of verdraaien.

💡 Lees het volledige artikel in Impuls Magazine: https://impuls-onderwijs.blogspot.com/2023/04/meetbaarheid-en-cijferbaarheid-roger.html

Leraar zijn, leraar worden is een genuanceerd, reflectief en mensgericht boek van Geert Kelchtermans

Het beroep van leraar is vandaag de dag complexer dan ooit. Leraren staan onder druk door hoge maatschappelijke verwachtingen, beleidsmatige vernieuwingen, prestatiemetingen en diversificatie in de klas. In dit uitdagende landschap biedt Leraar zijn, leraar worden van gewoon hoogleraar KU Leuven Geert Kelchtermans een diepgravende en menselijke benadering van het leraarschap. De auteur slaagt erin om het beroep van leraar in zijn volle gelaagdheid te belichten. Zijn uitgangspunt is duidelijk: leraar zijn is wat je doet én wie je bent. Het boek is een krachtig pleidooi voor een herwaardering van het leraarschap als moreel, relationeel en persoonlijk engagement.

Professioneel zelfverstaan

De centrale focus van het boek is het idee dat leraarschap nauw verbonden is met de persoon die de leraar is. Geert Kelchtermans gaat in op de manier waarop leraren zichzelf begrijpen in hun rol, hun beroep beleven en hun professionele identiteit vormgeven. Dit zelfverstaan is geen statisch gegeven, maar een dynamisch proces dat voortdurend evolueert in wisselwerking met de ervaringen die een leraar opdoet, zowel positief als negatief.

Het professioneel zelfverstaan wordt uitgewerkt aan de hand van vijf onderling verbonden componenten:

  1. Zelfbeeld: hoe ziet de leraar zichzelf als professional? Als expert, als begeleider, als motivator, als vakdidacticus.

  2. Het zelfwaardegevoel verwijst naar de emotionele zelfwaardering. In welke mate vindt een leraar dat zij of hij een goede leraar is?

  3. Taakopvatting: wat beschouwt een leraar als haar of zijn kerntaken? Is dat kennisoverdracht, persoonlijke begeleiding, maatschappelijke opvoeding?

  4. Beroepsmotivatie: waarom kies een leraar voor dit beroep en waarom blijft hij het doen?

  5. Toekomstperspectief: hoe ziet de leraar zijn of haar professionele toekomst? Ziet hij mogelijkheden tot groei of overheerst het gevoel van stagnatie?

    Deze componenten geven samen richting aan het professionele handelen van de leraar. Ze zijn persoonlijk en worden gevormd in interactie met leerlingen, collega’s, schoolculturen en bredere maatschappelijke verwachtingen. Het zelfverstaan is dus tegelijk individueel en contextueel.

Subjectieve onderwijstheorie

Deze verwijst naar het geheel van persoonlijke opvattingen en overtuigingen die leraren ontwikkelen over wat werkt in onderwijs, gebaseerd op hun eigen ervaringen. Deze is ‘subjectief’ omdat ze uniek is voor elke leraar. Ze wordt gevormd door biografie, opleiding, ervaringen in de klas en de bredere schoolcontext.

Deze onderwijstheorie vormt het fundament van het handelen van de leraar. Het bepaalt bijvoorbeeld hoe men omgaat met ordeverstoring, hoe men differentiatie aanpakt of welke rol men ziet voor toetsing. Door deze theorie te expliciteren en bespreekbaar te maken, ontstaat ruimte voor professionele dialoog, groei en reflectie. De schrijver toont aan dat professionalisering niet zozeer bestaat uit het ‘aanleren’ van nieuwe technieken, maar uit het verdiepen en verfijnen van deze subjectieve theorieën in interactie met anderen.

Bron: afbeelding uit Leraar zijn, leraar worden - Geert Kelchtermans - Pelckmans

De tragiek van het leraarschap

Een krachtig en ontroerend element in het boek is dat kwetsbaarheid onlosmakelijk verbonden is met het leraarschap. De ervaring is dat idealen vaak botsen met de weerbarstige realiteit. Leraren willen het beste voor hun leerlingen, maar worden geconfronteerd met beperkte middelen, tijdsdruk, gedragsproblemen, beleidsdruk en soms een gebrek aan maatschappelijke erkenning. Deze tragiek is volgens Geert Kelchtermans geen teken van falen, maar juist een kernkenmerk van het beroep. Het erkennen van die kwetsbaarheid, zowel bij beginnende als ervaren leraren, is essentieel voor professionele ontwikkeling en voor het behoud van motivatie. Wie voortdurend het gevoel heeft tekort te schieten, zonder daarover te mogen spreken, loopt een groot risico op demotivatie of burn-out. De auteur pleit daarom voor een onderwijspraktijk waarin ruimte is voor reflectie, voor het delen van onzekerheden en voor professionele solidariteit.

De kracht van verhalen

Een van de grote troeven van het boek is de manier waarop Kelchtermans theorie verbindt aan praktijk. Hij doet dit niet met schema’s of modellen, maar met verhalen. Deze verhalen – gebaseerd op zijn eigen onderzoek, interviews en observaties – tonen het dagelijkse leven van leraren in al zijn complexiteit, schoonheid en worsteling.

Het komt erop aan om de juiste relatie te vinden met de leerlingen. Dicht genoeg bij hen, zodat ze zich gezien op bevestigd voelen en tegelijkertijd ook op de juiste afstand. Ik ben immers de leraar, ik moet mijn gezag kunnen Laten helden. Ik moet niet de toffe kameraad spelen
— Verhaal uit Leraar zijn, leraar worden

Door verhalen centraal te stellen, onderstreept Geert Kelchtermans dat het leraarschap niet objectief te vatten is in meetbare prestaties. Het gaat om context, om relaties, om moraal, om betekenisgeving. Een verhaal over een beginnende leraar die worstelt met orde in een moeilijke klas zegt vaak meer dan een beleidsrapport vol cijfers. Bovendien nodigt het vertellen en beluisteren van verhalen uit tot herkenning, dialoog en gedeelde reflectie. Verhalen worden zo een instrument van professionalisering op zich.

Leraar worden

Professionalisering is een levenslang proces van groei, bijleren, vallen en opstaan. Geert Kelchtermans benadrukt dat deze ontwikkeling niet alleen afhangt van individuele inzet, maar van de context waarin een leraar werkt. Beginnende leraren worden vaak ondergedompeld in een realiteit waarvoor geen enkele opleiding volledig kan voorbereiden. De aanwezigheid van mentorfiguren, ondersteunende collega’s en een schoolcultuur waarin openheid heerst, maakt het verschil voor startende en groeiende leraren.

Professionalisering betekent ook: samen leren. De auteur pleit voor leergemeenschappen waarin leraren hun praktijk samen onderzoeken en verbeteren. Dat vergt tijd, vertrouwen en ruimte.

Kritische reflectie

Een ander sterk punt van het boek is de kritische houding ten aanzien van beleidsmatige benaderingen van onderwijs. Geert Kelchtermans verzet zich tegen het idee dat goed onderwijs vooral draait om ‘evidence-based’ technieken, prestatiemetingen, efficiëntie en verantwoording. Niet omdat hij tegen effectiviteit is, maar omdat deze benadering vaak voorbijgaat aan de menselijke dimensie van het onderwijs. Onderwijzen is een relationeel en moreel geladen proces. Wat werkt in de ene klas, kan in een andere situatie totaal anders uitpakken. Daarom heeft de leraar professionele ruimte nodig om op basis van context, ervaring en morele afwegingen in elke situatie een zo goed mogelijk oordeel te vellen. Het onderwijsbeleid doet er goed aan om die ruimte te beschermen, eerder dan haar te beperken.

Gewoon hoogleraar KU Leuven - Geert Kelchtermans

Conclusie

Leraar zijn, leraar worden is geen eenvoudig boek. Het is wel een essentieel boek voor iedereen die het onderwijs ter harte neemt. Het biedt geen pasklare antwoorden of kant-en-klare methodieken, maar nodigt uit tot reflectie, dialoog en herbronning. Het is tegelijk kritisch en hoopgevend, wetenschappelijk onderbouwd en doorleefd menselijk.

Voor leraren, lerarenopleiders, schoolleiders, aanvangsbeleiders en beleidsmakers biedt dit boek een waardevol denkkader dat de mens achter de leraar erkent en respecteert. In een tijd waarin het onderwijs vaak onder druk staat, is Leraar zijn, leraar worden een krachtig pleidooi voor meer menselijkheid, vertrouwen en diepgang in het hart van het leraarsberoep. Het boek is uitgegeven bij Pelckmans.

Houden van leraren – Een ode aan onderwijs met hart en lef - Greet Decin, Bert Maes en Sanne Baeck

Het boek Houden van leraren is een warm en doordacht pleidooi voor een onderwijs dat vertrekt vanuit vertrouwen, verbondenheid en professionaliteit. In een tijd waarin het debat over onderwijs vaak draait om tekorten, werkdruk en prestaties, kiezen de auteurs bewust voor een ander perspectief: dat van hoop, verbinding, nuance, zorg en samenwerking.

Zij stellen een kernvraag die lang niet genoeg gesteld wordt: hoe kunnen we beter zorgen voor de mensen die elke dag zorgen voor het leren van onze kinderen?

Uitnodiging tot actie

Wat opvalt aan dit boek is de toon. De auteurs zetten bewust in op een positieve, oplossingsgerichte benadering. Ze reiken zeven hefbomen aan die het verschil kunnen maken in het leven en werk van leraren en daarmee ook in de kwaliteit van onderwijs. Elke hefboom is rijk geïllustreerd met praktijkvoorbeelden, getuigenissen van leraren, directeurs en beleidsmakers uit het Vlaamse onderwijs. Hierdoor blijft het boek dicht bij de praktijk. Het leest als een reeks inspirerende portretten en vormt tegelijk een krachtig en samenhangend betoog.

1. Houden van collega’s

Leraren hebben nood aan steun, erkenning en samenwerking met collega’s. De schrijvers pleiten voor een sterk teamgevoel, waar klasdeuren openstaan, feedback geven vanzelfsprekend is en er ruimte is voor kwetsbaarheid.

De spreidstand voor leraren om tegemoet te komen aan de enorme verschillen tussen leerlingen werd zo groot dat dat in een klassieke organisatiestructuur niet haalbaar was. Binnen het bestaande uren pakket werken vaste teams van 7 tot 10 learen intensief samen om 60 tot 100 leerlingen te begeleiden over de jaren en de vakken heen.

Birgit Van Eyck, basisschool Terra, Antwerpen

2. Houden van leiders met lef

Leiderschap is cruciaal in elke schoolorganisatie. Maar niet elke leider maakt impact. Het boek stelt dat een goede schoolleider visie én nabijheid combineert. Leiderschap is een relationele, inspirerende rol. Goede leiders kennen hun leraren, staan mee op de vloer en durven zichzelf in vraag te stellen. Tegelijk pleiten ze voor leiders die het leerproces van leraren faciliteren en uitdagen. Leiderschap met lef en met liefde.

Het houvast voor een directeur moet in al zijn beslissingen zijn: wat brengt het op voor de kinderen, voor hun leren, voor hun welzijn?

Bart Jonkers - directeur basisschool Leopold 3 Berchem

3. Houden van startende leraren

De auteurs raken hiermee aan een actueel thema: hoe zorgen we ervoor dat startende leraren aan boord blijven? Ze tonen aan dat stabiliteit, begeleiding en groeimogelijkheden startende leraren motiveert. Als starters begeleiding krijgen, ruimte om te groeien én een gevoel van thuishoren, dan vergroot de kans dat ze in onderwijs blijven. Ze breken een lans voor mentorschap op maat, begeleidingstrajecten en buddywerking.

Als we kunnen, laten we onze frisse starters beginnen in een rol als co teacher. Gedurende twee jaar dragen ze de volle verantwoordelijkheid voor een klas niet alleen maar krijgen ze ruimte om te groeien. Bijna elke starter heeft dus een constante begeleider en ervaren co-teacher.

Esther Wallace - directeur vrije basisschool Sancta Maria, Leuven

4. Houden van een afwisselende loopbaan

Wie in onderwijs werkt, weet hoe belangrijk het is om zich te blijven ontwikkelen. Toch zijn veel loopbanen in onderwijs vandaag nog lineair en weinig gedifferentieerd. Greet Decin, Sanne Baeck en Bert Maes doen een oproep voor flexibele loopbaanpaden die leraren uitdagen volgens hun talenten en ambities waarbij autonomie, verbondenheid en competentie hun motivatie voedt.

Wij zetten in onze scholengemeenschap sterk in op in huis-experten. Naast een digicoach willen we ook ontwikkelcoaches inzetten. Dat zijn coaches die al meer ervaring hebben met lesgeven en een opleiding zullen krijgen om hun collega te helpen reflecteren en zich verder te ontwikkelen.

Tom Cox, Coördinerend Directeur Scholengemeenschap Sint Quintinus Hasselt

5. Houden van efficiënte administratie

Eén van de grootste frustraties in het onderwijs is de administratieve last. Leraren verliezen te veel tijd aan invulwerk, verslaggeving en verantwoording. De auteurs denken dat dit efficiënter en slimmer kan. Zo is er het voorbeeld van scholengroep Adite die hun zorgoverleg efficiënter hebben gemaakt. Zo werken ze met een algemeen klasbeeld met kleurencodes zodat ze in een oogopslag kunnen zien wie extra zorg nodig heeft, een systeem dat ook voor efficiëntie zorgt in de klassenraden.

Als ouders zich welkom voelen op school en je in dialoog gaat met hen, verlaagt dat ook de druk om met allerlei papieren te willen verantwoorden.

Annelies Steenacker, directie François Laurent Instituut Gent

6. Houden van ouderparticipatie

Wanneer ouders betrokken zijn, presteren leerlingen beter. Maar ouderbetrokkenheid is meer dan een oudercontact of een agenda-ondertekening. Het boek laat zien hoe scholen ouders als volwaardige partners kunnen benaderen, via formele én informele contacten. De auteurs onderstrepen ook het belang van inclusie: taalondersteuning, vertaling en drempelverlaging zijn essentieel om élke ouder te bereiken.

Ga naar de wijk. Wij organiseren verbindende eetmomenten in wijken en werken daarvoor samen met organisaties die al vertrouwd zijn met onze ouders. Aan de inkom kunnen ouders op de wereldkaart aangeven waar ze vandaan komen. Onze ouders organiseren ook een tweede kans winkeltje op school. Daarnaast organiseren we babbelboxavonden en bij elk oudercontact is er een oudercafé met een gratis drankje. De leerkrachten bellen ouders waarvan ze weten dat ze minder makkelijk naar een ouder contact komen, op voorhand op. We voorzien vertaling voor anderstalige ouders en zoeken naar oplossingen als een ouder later op de avond niet meer met de bus tot op school geraakt. Als we merken dat ouders niet inloggen op een schoolplatform, dan bellen we hen op.

Nancy van Hoof, GOK-coördinator van de talentenschool in Turnhout

7. Houden van samen leraren opleiden

De laatste hefboom richt zich op de samenwerking tussen scholen, lerarenopleidingen en beleid. Hier pleiten de auteurs voor een systeem van samen opleiden, samen onderzoeken en samen groeien. Opleiders moeten meer betrokken worden bij de praktijk, scholen moeten meer kunnen investeren in de begeleiding van nieuwe collega’s.

Netwerken waarin scholen en opleidingen samenwerken, kunnen een krachtige hefboom zijn voor kwaliteitsvol onderwijs. Dit vraagt wel visie én structuur op hoger niveau.

Bert Maes (auteur), Sanne Baeck (auteur), Zuhal Demir (minister van onderwijs), Greet Decin (auteur) en Marc Vandewalle (AD UCLL)

Menselijke toon, herkenbare verhalen

Wat dit boek zo bijzonder maakt, is de menselijke toon. De auteurs oordelen niet, maar observeren en reiken uit. Ze benoemen wat moeilijk is, maar blijven altijd gericht op mogelijkheden. De praktijkvoorbeelden zijn concrete casussen die tonen dat verandering mogelijk is mits visie, samenwerking en moed. Dat maakt het boek inspirerend en motiverend.

Conclusie

Houden van leraren is een ode aan de kracht van verbinding in onderwijs. Het herinnert ons eraan dat scholen niet draaien om structuren of systemen, maar om mensen. Leraren die zich gezien voelen, schoolleiders die durven leiden met hun hart, ouders die zich welkom voelen en starters die hun weg vinden in het mooie onderwijsvak. Het boek is uitgegeven bij Lannoo Campus.








Coach je onderwijscollega - praktische gids voor coaches op school - Johan Dehandschutter en Raf Sondervorst

Dit boek biedt een diepgaande en praktijkgerichte benadering van coaching binnen het onderwijs. In een tijd waarin samenwerking, professionele ontwikkeling en welzijn van leerkrachten steeds belangrijker worden, reikt dit werk handvatten aan om op een empathische, systematische en effectieve manier collega's te begeleiden. De auteurs hebben duidelijk niet alleen theoretische kaders, maar ook veel ervaring in het werkveld, waardoor het boek zowel inspireert als houvast biedt.

Coaching als proces van binnenuit

Centraal in dit boek staat het idee dat coachen geen corrigerende, maar een faciliterende rol is. Het is een proces dat niet gestuurd wordt door de coach, maar door de coachee zelf. De coach stelt vragen, helpt reflecteren en stimuleert bewustwording; de inzichten en oplossingen komen van de gecoachte persoon. De nadruk ligt op het erkennen van verlangens, blokkades en groeipotentieel achter schijnbaar ‘negatieve’ houdingen. De coachee zit aan het stuur, de coach wandelt mee, stelt vragen, spiegelt en confronteert met respect en betrokkenheid.

Coaching is geen rol, het is een houding.

Rijkdom aan kaders

De auteurs bieden de lezer een waaier aan praktische modellen aan waaronder:

Het kernkwadrant van Ofman: een intuïtieve en effectieve manier om kwaliteiten, valkuilen, uitdagingen en allergieën in kaart te brengen.

De logische niveaus van Dilts: nuttig om te verkennen op welk niveau belemmeringen of veranderingen zich situeren (omgeving, gedrag, overtuigingen, identiteit).

Het GRROW-model volgens Jef Clement (gebaseerd op John Whitmore): een gestructureerde gesprekskapstok gebaseerd op doelen, realiteit, hulpbronnen, opties en actie.

Het professionele zelfverstaan van Geert Kelchtermans: een krachtig model dat de dieperliggende drijfveren en overtuigingen van een leraar blootlegt.

De auteurs maken deze modellen toegankelijk en tonen ook aan hoe je ze als coach kunt gebruiken, afhankelijk van de aard van het gesprek of de hulpvraag van de coachee.

Praktische toepasbaarheid

Een sterk punt van het boek is de praktische vertaalslag van theorie naar praktijk. De auteurs leggen gesprekstechnieken zoals doorvragen, herkaderen, concretiseren helder uit en bespreken ook hun effect en valkuilen. Zo raden ze aan om de ‘waarom-vraag’ zoveel mogelijk te vermijden omdat die vaak in het verleden graaft en defensieve reacties kan oproepen. In plaats daarvan focussen ze op coachende toekomstgerichte vragen die nieuwsgierigheid en exploratie stimuleren.

De auteurs schenken ook aandacht aan actief luisteren, stiltes en het leren lezen van non-verbale signalen. Ze behandelen verschillende gespreksvormen (reflectie-, feedback- en feedforwardgesprekken), geven duidelijke richtlijnen over hoe en wanneer ze in te zetten en bespreken het belang van timing, voorbereiding en sfeer bij coachingsgesprekken.

Persoonlijke kwaliteiten van een goede coach

Een ander waardevol aspect van het boek is de nadruk op de innerlijke houding van de coach. Eigenschappen zoals empathie, discretie, betrouwbaarheid, aanwezigheid en toewijding zijn volgens de schrijvers cruciale bouwstenen om succesvol te coachen.

Het boek daagt de lezer uit tot zelfreflectie. Ben ik écht aanwezig in het gesprek? Ben ik geneigd te snel advies te geven of het gesprek te veel te sturen? Heb ik voldoende oog voor mijn eigen emotionele reacties? Deze meta-reflectie verhoogt de kwaliteit van het coachingsproces en draagt bij aan de professionalisering van de coach zelf.

Uitdagingen en valkuilen

Het laatste deel van het boek gaat in op specifieke moeilijkheden waar coaches mee kunnen worstelen, zoals het omgaan met emoties (boosheid, verdriet, angst, vreugde), overdracht en weerstand. De auteurs slagen erin deze thema’s met nuance en respect voor de complexiteit ervan te behandelen. Ze wijzen ook op valkuilen zoals relativeren (“zo erg is het toch niet?”), egocentrische empathie (“ik heb dat ook meegemaakt”) en het aandragen van snelle oplossingen. Zulke reacties - hoewel vaak goed bedoeld - kunnen het reflectieproces blokkeren of de coachee het gevoel geven niet écht gehoord te worden.

Ook de wijze waarop de auteurs weerstand benaderen is sterk: niet als een hinderpaal, maar als een ingang voor verdieping. Door weerstand te erkennen, bespreekbaar te maken en samen te onderzoeken, ontstaat er ruimte voor betekenisvolle verandering.

Conclusie

De stijl van het boek is helder, vriendelijk en aanmoedigend. Hoewel het boek een aantal modellen bevat, is het zeer toegankelijk en herkenbaar voor iedereen die in het onderwijs werkt. Wat bijdraagt aan de leesbaarheid zijn de vele concrete voorbeelden en gespreksfragmenten die illustreren hoe de theorie in de praktijk tot leven komt. Coach je Onderwijscollega is een warm, deskundig en diepgaand handboek dat elke leerkracht, mentor, begeleider of directielid - die de ambitie heeft om collega’s te ondersteunen in hun professionele groei - kan versterken. Aangezien onderwijs meer en meer een teamsport wordt, is elkaar goed kunnen coachen een belangrijke vaardigheid in een lerarenteam. Dat leer je via dit boek en uiteraard door het veel te doen. Het boek is uitgegeven bij Pelckmans.