Een gunstig innovatieklimaat op school: een belangrijke hefboom voor verandering

Een van de elementen die de schoolcultuur bepalen, is het innovatieklimaat. Dat merk je meteen als je de leraarskamer binnen wandelt of als je door de gangen loopt en naar de lesactiviteiten kijkt. Mogen leraren hier experimenteren en worden nieuwe initiatieven aangemoedigd? Of worden ze eerder afgeremd of tegengehouden? Het innovatieklimaat gaat over de omstandigheden binnen een organisatie die het innoveren bevorderen of juist hinderen. Een gunstig innovatieklimaat zorgt voor een sterk innovatief vermogen, cruciaal tijdens transities.

Welke factoren bepalen het innovatieklimaat?

Scott Isacson, Joe Tidd en Göran Ekvall deden er diepgaand onderzoek over en kwamen tot negen factoren die samen het innovatieklimaat van een organisatie bepalen:

1.        Uitdaging en betrokkenheid: verhoogt de kans dat leraren vrijwillig tijd en energie in de school investeren

2.        Vrijheid en autonomie: doet leraren initiatief nemen en kennis delen

3.        Steun voor ideeën: zorgt ervoor dat leraren naar elkaar luisteren en elkaar aanmoedigen

4.        Vertrouwen en openheid: geeft leraren emotionele veiligheid, vertrouwen en durf om remmende gewoontes kritisch ter discussie te stellen

5.        Humor en spel: reduceren stress en ontmijnen bedreigende situaties

6.        Constructief debat: brengt tussen leraren open gedachtewisselingen teweeg en nodigt uit om elkaar positief te versterken.

7.        Goed omgaan met conflicten: heeft een positief effect op het resultaat en de relatie

8.        Risico nemen: gebeurt als leraren weten dat ze mogen experimenteren en fouten maken

9.        Tijd voor ideeën: zorgt dat teamleden samen ideeën kunnen bedenken en realiseren

Elk van deze factoren zou je op een schaal van 0 tot 5 kunnen scoren waardoor je een visueel beeld krijgt van het huidige innovatieklimaat in je school:  

Bron: Innoshock boek

Eens je het huidige innovatieklimaat in kaart hebt gebracht, zou je voor je school eens de drie factoren kunnen benoemen die nu al aanwezig zijn maar ook de drie factoren die momenteel tegen werken. Daarna kun je ook je ambities uitspreken richting de toekomst. Waar zou je over enkele jaren op elk van die factoren willen staan en wat zijn realistische stappen? Om zo tot een plan van aanpak te komen.

Hoe ZIT het met het innovatieklimaat op jouw school?

Wellicht heb je als directeur, beleidsmedewerker, coördinator of leraar wel een buikgevoel hoe het met jullie innovatieklimaat gesteld is. Je kunt het via onderstaande vragen beter onderbouwen :

1. Uitdaging en betrokkenheid

·        In welke mate hebben leraren persoonlijke en teamuitdagingen?

·        Hoe betrokken zijn leraren bij visie, beleid en de uitvoering ervan?

·        Hoe intrinsiek gemotiveerd zijn leraren bij het uitvoeren van projecten, taken en ideeën?

2. Vrijheid

·        In welke mate hebben leraren autonomie om hun werk te regelen?

·        In welke mate worden leraren beperkt door regels?

·        In welke mate moeten leraren toestemming te vragen?

3. Vertrouwen en openheid

·        In welke mate is er in de school voor leraren emotionele veiligheid?

·        In welke mate durven leraren (gedurfde) ideeën opperen?

·        Zijn er in de school veel schotten (tussen graden, tussen vakgroepen, tussen directie en lerarenteam, tussen leraren en coördinatoren)?

4. Tijd voor ideeën

·        In hoeverre is er in de school tijd om samen ideeën te bedenken, uit te werken en in de praktijk te brengen?

·        Wordt er in de school regelmatig een brainstorm georganiseerd?

·        In hoeverre is er in de school expertise in creatief denken?

5. Humor en plezier

·        In hoever heerst er in de klassen en in de leraarskamer een ontspannen atmosfeer?

·        Worden er op school en daarbuiten regelmatig sociale activiteiten en teambuildings georganiseerd?

·        Zijn leraren tuk op een goede grap en wordt er graag gelachen of gejend?

6. Conflict

·        Zijn er in de school constructieve en gezonde conflicten?

·        Hebben leraren met elkaar regelmatig persoonlijke conflicten?

·        Durven leraren over de inhoud van taken voldoende in conflict gaan?

7. Debat

·        Debatteren leraren voldoende op school? Of vermijden ze het debat?

·        Praten leraren meer over probleem dan er wat aan te doen?

·        In welke mate klagen leraren eerder dan constructief in gesprek te gaan om de problemen of uitdagingen op

8. Risico nemen

·        In welke mate steunt directie en beleid projecten met risico?

·        In welke mate zijn leraren bezig met projecten waarover ze liever nog niet communiceren uit angst dat ze zullen afgeblazen worden?

9. Steun voor ideeën

·        In welke mate ondersteunt directie en beleid ideeën en projecten van leraren

·        In welke mate ondersteunen leraren elkaar bij het bedenken en het uitvoeren van hun ideeën

Aan de slag?

Wil je het innovatieklimaat van je school in kaart brengen? EduNext heeft daarvoor een scan ontwikkeld die je samen met een aantal collega’s kunt invullen. Zo verzamel je kwantitatieve en kwalitatieve data. Door die samen te bespreken en er via rubrics op te verdiepen, kom je tot een actieplan om het innovatieklimaat op je school te versterken. Voor meer info, neem contact op met dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448

Misschien wel de belangrijkste opbrengst van een veranderingstraject: een nieuwe schoolcultuur

Tijdens onze tweejarig durende Vlaio studie over onderwijstransformatie, gingen we in gesprek met 28 Vlaamse directies uit basis- en secundair onderwijs. Toen we hen vroegen wat zij de belangrijkste resultaten van een transformatietraject vinden, was dat voor het merendeel een nieuwe schoolcultuur. Die is immers nodig om de verandering in de school duurzaam te maken.

Vijftien lessen die kleurrijke basisscholen ons leren – Cordula Rooijendijk

Cordula Rooijendijk, directeur van Montessori school De Amstel in Amsterdam, ging op bezoek bij tientallen gekleurde Nederlandse basisscholen. Zoals wellicht velen onder ons had ze initieel heel wat vooroordelen over deze scholen en over wat er allemaal fout loopt. Maar ze is positief verrast teruggekeerd en onder de indruk over hoe deze scholen hun grote uitdagingen aanpakken en zorgen voor een onderwijskwaliteit die ze niet voor mogelijk had gehouden. Ze vatte haar bezoeken in haar boek samen in vijftien lessen waarvan we er in deze recensie enkele uitlichten.

Boek uitgegeven bij atlas contact

De leergierigste leerlingen vind je op zwarte scholen

Op scholen in witte achterstandswijken is het soms de norm dat het leven niks is en ook niks zal worden. Ouders die werkloos zijn, zoals ook hun ouders dat waren, hebben lage verwachtingen van hun kinderen en stimuleren hen weinig om te leren en te werken. Daarnaast zijn er ouders uit de gegoede middenklasse die hun kinderen ‘vergeten’ op te voeden, geen duidelijke regels en grenzen stellen, en hen niet leren hoe ze zich moeten gedragen. Doordat ze hun verantwoordelijkheid niet nemen, ontnemen ze hun kinderen heel wat ontwikkelingskansen.

Op verschillende zwarte scholen daarentegen zag de auteur een tomeloze leergierigheid. De mindset is daar dat als je iets wil bereiken, je ervoor moet werken. Ouders van de leerlingen daar verwachten die ingesteldheid van hun kinderen en wensen dat ze het beter krijgen dan zijzelf.

Omarm de straat- en thuiscultuur

Cordula Rooijendijk citeert socioloog Iliass el Hadioui die drie ladders onderscheidt:

-            De ladder van thuis

-            De ladder van straat of van de peergroup

-            De ladder van school

Die drie ladders verschillen van elkaar, de sociale codes en omgangsvormen zijn anders. Succesvolle jongeren lukt het om te switchen tussen die ladders en alle drie de ladders te beklimmen. Hoe sterker die ladders verschillen, hoe lastiger je het hebt als kind. Zodra de schoolladder sterk afwijkt van je vriendengroep op straat en/of thuis, kan dat je immers onzeker maken. Daarom is persoonsvorming van essentieel belang naast het geloof in eigen kunnen. De scholen die de auteur bezocht ontwikkelen een sterke band met hun kinderen. Ze leren dat het klimmen op de schoolladder hun identiteit niet hoeft te schaden en geven ze geen straffen die hun eigenwaarde of zelfvertrouwen breken. Ze doen juist een beroep op hun schuldgevoel zodat ze hun gedrag uit zichzelf veranderen. En daarbij accepteren ze de straat- en thuiscultuur als te beklimmen ladders die net zo belangrijk zijn.

Omarm de thuiscultuur, zorg dat de kinderen er wat van kunnen laten zien in de klas. Aan anderen laten zien waar je vandaan komt, elkaar vertellen over de normen en waarden die je meekreeg en die van elkaar accepteren, is belangrijk voor de persoonsvorming van een kind
— Cordula Rooijendijk

De schrijfster verwijst naar Hans Kaldenbach die aangeeft dat je het gedrag via 2 methodes kunt veranderen: zacht (judo) of hard (karate) waarbij je meestal eerst met judo begint. Daarbij zijn er twee belangrijke uitgangspunten:

-            Duidelijkheid: benoemen welk gedrag onwenselijk is en wat je niet meer wilt zien

-            Vriendelijkheid en een band hebben met de kinderen: hen het gevoel geven dat je van ze houdt en dat ze ertoe doen

Hangjongeren urineren in het portiek van een vrouw. Terwijl ze de post uit de brievenbus haalt, spreekt ze een van de jongeren aan en zeg dat ze blij is om hem te zien. Ze zegt hem dat ze hem af en toe een sigaret ziet roken in het portiek en dat dit prima is maar dat er de laatste tijd ook veel wordt geplast en of hij, als hij de jongens ziet die dat doen, wil zeggen dat ze daarmee moeten stoppen. Omdat het niet zo fris is, omdat ze bang is dat andere buren de politie zullen bellen. De jongen knikt en het werkt, de overlast verdwijnt – voorbeeld uit het boek

Praat met elkaar

Scholen hebben de wettelijke opdracht om burgerschap te bevorderen, maar hebben veel ruimte om hier zelf invulling aan te geven. Dit op een manier die past bij de visie en de identiteit van de school, de kenmerken van de leerlingenpopulatie en de maatschappelijke omgeving waarin de school fungeert. Verschillende gekleurde scholen voeren open gesprekken met ouders over de invulling en de betekenis van de burgerschapslessen. Op die manier kan de angst die soms leeft bij ouders worden weggenomen. Als diversiteit wringt, dan praten ze met elkaar en proberen ze de ander te begrijpen. Zorg er daarom voor dat je als school aandacht besteedt aan alle elementen van diversiteit. Je kunt niet paarse vrijdag vieren en vervolgens geen aandacht besteden aan de ramadan, Keti Koti, Pesach, Divali of Pasen.

Voorzie in een multifunctionele stilteruimte waar je mag mediteren, je yogamat leggen, bidden, mijmeren of even prikkelvrij zijn.

Hoge ouderbetrokkenheid vind je op zwarte scholen

Tijdens haar bezoeken, zag de auteur dat gekleurde scholen sterk inzetten op ouderbetrokkenheid. Maar daar moet je wel de juiste dingen voor doen. Een van de scholen heeft een ouderconsulent, een leraar die een paar uur per week is vrijgeroosterd. Ze weet welke ouders het lastig hebben, vraagt hoe het gaat, of ze nog wat kan doen. Ze leert ouders hoe educatieve spellen werken en geeft ze mee naar huis met de opdracht een spel te spelen met hun kind en dat te filmen. En daarna wil ze graag het filmpje zien. Ze spreekt ouders aan als er een open ochtend is en moedigt hen aan naar de koffie- en koekochtenden te komen. Ze helpt ouders om zich in te schrijven voor de schoolapp zodat ze ook alle schoolberichten ontvangen, en vraagt of ze deze hebben gelezen of vertaalt waar nodig.

Een andere van de scholen die ze bezocht, laat ouders een intentieverklaring tekenen bij inschrijving. Daarin staat dat ouders de verschillen tussen kinderen accepteren, geloven in de ontwikkeling van hun kind, interesse tonen in de schoolactiviteiten en hierbij helpen. Ook dat ze leraren informeren over de talenten van hun kind en hun kind ondersteunen bij het schoolwerk. Omgekeerd staat erin dat de school de ouders betrekt, de ouder erkent als professional, in kansen denkt en ouderbijeenkomsten organiseert.

Een school had zelfs een vaderochtend waarbij 90% van de vaders aanwezig was! Vaders willen heel graag betrokken worden bij de school van hun kind, alleen weten ze vaak niet hoe, en dan blijven ze maar weg. Je moet ze daarbij helpen. Vaders zijn een belangrijke spil bij de opvoeding en de scholing van hun kind en zijn op school ook nodig.

In een andere school is een leeg klaslokaal ingericht. Opa’s en oma’s geven jeu-de-boule- en schilderlessen, iemand anders geeft kookles of ouders lezen individueel een boekje met een leerling op de gang. De leraren maken boekjes voor thuis met daarin de woorden die ze op dat moment op school behandelen, met elk te leren woord ook een afbeelding ervan en altijd met het bijbehorende voorzetsel. Thuis laten ouders hun kind het woord hardop lezen en praten ze erover in hun eigen taal. Als ze dat niet doen, dan nodigt de leraar hen uit voor een gesprek om te kijken waarom het niet lukt en wat ze nodig hebben om het wel te doen. Alle ouders doen uiteindelijk mee. Dan schieten de resultaten omhoog en breiden de leerlingen hun Nederlandse woordenschat in snel tempo uit. Het mogen gebruiken van de moedertaal stimuleert de ontwikkeling van kinderen op school enorm.

Voed je kind op

Een leraar heeft in zwarte scholen twee banen: leraar en maatschappelijk werker. Je kunt wel doen alsof het jouw taak niet is om thuisproblemen op te lossen, maar thuis heeft nu eenmaal een grote invloed op de schoolprestaties. Dus als het thuis niet goed gaat, komt een kind helemaal niet tot ontwikkeling. Als kinderen bijvoorbeeld stress hebben, dan zet dat de ontwikkeling van het werkgeheugen, de besluitvorming en de impulsregulatie onder druk. Je werkgeheugen heb je als leerling nodig om tijdelijke informatie in je geheugen op te slaan en om cognitieve taken uit te voeren. Je hebt het nodig bij het maken van een puzzel, het uitrekenen van een rekensom, het schrijven van een stukje tekst of bij het uitvoeren van een gymopdracht.

Niet lullen maar poetsen

De onderwijsinspectie heeft laten weten niet te zullen optreden als scholen vanwege het lerarentekort overgaan op een vierdaagse schoolweek (en de leraren de vijfde dag laat professionaliseren). Er mag soms meer dan je denkt. Je moet de ruimte binnen de regels leren zoeken, ze wat oprekken en daar geen ruchtbaarheid aan geven. Buiten de gebaande paden denken, creatieve oplossingen vinden, het mag af en toe schuren.

Zolang je onderwijskwaliteit op orde is, gaan we niet na of jouw schoolorganisatie wel precies aan de voorschriften voldoet
— Nederlandse onderwijsinspecteur

In basisschool Nellestein komen timmermannen, rappers, dichters, kunstenaars, sporters, koks, dansers op school kinderen cursussen geven. De leerlingen mogen zelf een workshop kiezen. In een andere school worden de gymlessen twee keer per week aan een halve klas gegeven terwijl de andere helft van de leerlingen bij de leraar blijft en extra lessen krijgt in dingen waar ze nog moeite mee hebben. Ze huren ook andere professionals in om op meer momenten de klassen te kunnen halveren waardoor de andere helft steeds heel intensief leskrijgt van de eigen leraar. Zo is er een docent beeldende vorming, een student pedagogiek, een bibliothecaresse die gewend is om kinderactiviteiten in de bib te organiseren en met de leerlingen leest en een gepensioneerde dame die met de kinderen kookt.

Vorm een visie, bepaal je doelen en handel ernaar

Een van de scholen die de schrijfster bezocht, zet heel hard in op gelijkheid tussen kinderen. Dat doen ze op verschillende manieren:

-            Ze laten jarige kinderen op school niet trakteren op iets lekkers maar laten de kinderen die jarig zijn kiezen wat voor leuks ze die dag met de klas gaan doen zoals een kwartier langer buiten spelen, tekenen of een toneelstukje maken …

-            Ze laten ouders niet betalen voor schoolreisjes maar zorgen voor kosteloze uitjes zoals een speurtocht door de wijk of naar een speeltuin gaan een wijk verderop

-            Ze richten geen schoolband op maar organiseren een leerorkest waarin alle leerlingen een instrument leren bespelen

-            Ze vragen niet naar vakantieverhalen maar waarom de kinderen blij zijn om terug op school te zijn

-            Ze laten spreekbeurten niet meer thuis voorbereiden maar op school zodat alle leerlingen evenveel hulp krijgen

Naast deze en andere lessen, heeft Cordula Rooijendijk ook nog een paar lessen voor het ministerie van onderwijs zoals het verbieden van zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) in het onderwijs, te kleine scholen opheffen, bijlesbureaus verbieden en monoculturele scholen ontmoedigen. Ze doet ook een oproep om het vakmanschap van leraren te herwaarderen. Dit door hen meer tijd te geven zodat ze zich kunnen focussen op een goede voorbereiding, het geven van uitstekende lessen, het aanpassen van lesstof op het niveau van het kind en bijscholing.

Conclusie

Een zeer lezenswaardig boek met interessante inzichten die van toepassing zijn voor het secundair/voortgezet onderwijs. Hier en daar trekt de auteur iets minder onderbouwde conclusies zoals dat je het beste onderwijs op zwarte scholen vindt of dat de kwaliteit in (te) kleine scholen matig is. Fijn dat ze af en toe ook provoceert en zo dingen in beweging probeert te krijgen. Het boek zorgt er voor dat je als lezer of onderwijsprofessional met een andere bril naar gekleurde scholen kijkt en dat je goesting krijgt om er op bezoek te gaan. Er valt immers heel wat mosterd te halen. Daarnaast eindigt ze mooi met een oproep om met elkaar in gesprek te blijven gaan, naar elkaar te blijven luisteren, de ander proberen te begrijpen en vooral niet te polariseren. Het boek leest heel vlot en is uitgegeven bij atlas contact.

Alleen de verbeelding kan ons redden - Michael De Cock

Michael De Cock schakelt in dit meeslepend boek continu tussen verbeelding en realiteit en geeft daarbij onverbloemd zijn mening over kunst en cultuur. De kunst alleen kan ons volgens de auteur niet redden. Maar het is op zijn minst wel wat ons verbindt, en wat overblijft. Het is wat we kwetsbaar in het midden leggen. Het is een ritueel dat de angst en de dood bezweert. Het is de gemeenschappelijke grond waarop we elkaar vinden, het bord waarop we schaken, de liefde die we delen.

Bij kunst staat de verbeelding voorop. Mensen kunnen zich immers alles voorstellen. Zelfs het onvoorstelbare. Dat kan leiden tot fantastische verhalen maar ook tot een golf van onredelijke angst. In vele gevallen is de verbeelding een lust, in combinatie met angst is ze zelfs een vreselijke last. De verbeelding kan immers duizelingwekkend zijn. De auteur vraagt zich af wat iemand uit de 16e eeuw zou denken van Tomorrowland als je hem met een teletijdmachine naar hier zou kunnen halen en laten meevieren? Zou hij onder de indruk zijn? Zou hij meedansen? Zou hij denken dat hij in een nachtmerrie terecht was gekomen, of zou zijn brein uit elkaar spatten door het teveel aan indrukken en prikkels? En hoe zouden wij kijken naar de wereld zoals die er in 2422 uitziet?

De kunst van de begrenzing

Volgens de auteur ontstaat kunst, echt goede kunst, altijd binnen de krijtlijnen van de beperking. Daarom is absolute vrijheid noch haalbaar, noch wenselijk. Het leven is chaos, kunst brengt orde. Hij verwijst daarvoor naar Madame de Bovary  waarin Gustave Flaubert er op meesterlijke wijze in slaagt om  van de puriteinse restricties die de burgerlijke moraal hem oplegde een meerwaarde te maken. Zo laat hij Emma Bovary met haar geliefde Léon in een koets door Rouen rijden. Ze bedrijven er stomend de liefde, althans dat suggereert de tekst. Weinig scènes zijn erotischer dan deze, toch wordt er met geen woord over seks gerept. Alles speelt zich in het verborgene af, achter de gesloten gordijnen van de koets – en dus in het hoofd van de lezers.

Op de barricaden voor cultuur

De auteur kan nauwelijks andere dingen bedenken waar hij zo voor wil vechten of zelfs verhuizen als voor vrijheid en het recht om te leven in een maatschappij waarin kunst en verbeelding genoeg ruimte krijgen. De dictatuur en het negationisme zijn de cultus van de dood. Kunst viert het leven en de hoop. Kunst vormt de poort naar ons hart en het empathisch vermogen. Als er iets is dat het menselijke vernuft heeft uitgevonden - door de eeuwen en eeuwen heen - om de pijn, de vreugde, het gemis, noem maar op, deelbaar en overdraagbaar te maken, dan zijn het verhalen en alle afgeleiden. En verwondering is niet zelden de juiste start van de kunstpraktijk.

Cultuur is niet de kers op de taart, maar het fundament waarop je een menswaardige maatschappij bouwt.
— Michael De Cock

Volgens de auteur moeten we een tegenstroom organiseren. Een tegenstroom waarvan de cultuurwereld, het middenveld en burgers deel kunnen uitmaken en waarbij ze een nieuwe gemeenschap vormen. De schrijver citeert daarbij Morrison: “If you have some power, then your job is to empower somebody else”.

Ode aan het theater

In het theater is er tijd voor verbeelding. De tijd gaat er trager. De tijd stolt er als stroop en glijdt traag door je vingers. In theater kun je een leven vertellen in twee uur, en een seconde eindeloos laten duren. Het is maar hoe we het zelf willen. Michael De Cock vindt theater vooral interessant vanwege al die ontmoetingen met mensen die in andere toonaarden dan die van hem gestemd zijn. Daarom houdt hij ook van huizen met een lange en rijke geschiedenis. Geschiedenis die groter is dan wie er ook tijdelijk aan het hoofd van staat.

Niets is volgens de schrijver zo in staat om gemeenschap te vormen als theater. Goed theater is een plek waar artiesten uit formele en informele netwerken aan de slag zijn en elkaars werk volgen, elkaar aanmoedigen, en falen een optie is. Een theater waarvan de artiesten de tijd krijgen en nemen om te zoeken, te bezinnen en zich te vervolmaken. In ruil daarvoor coachen ze elkaar, gaan ze in dialoog met het publiek en staan ze voor de klas nu en dan om jonge mensen op sleeptouw te nemen en hun duidelijk te maken dat theater ook iets voor hen kan zijn, wat hun talent ook is. Als er maar passie is. Een plek waar verbeelding leeft en waar die verbeelding poorten in de geest opent. Waar de stad het canvas is en haar straten, de huizen, de bomen, de letters, de komma’s, de punten en de tekst vormen. Waar iedereen die wil, kan meeschrijven aan een verhaal, waar hij of zij zich kan in herkennen. Waar kinderen vanaf de lager school de weg ernaartoe vinden. Waar je kunt dansen en denken. Verwonderen, bewonderen en gemeenschap vormen. Een stad in een stad. Een theater als kruispunt, als ader, als kloppend hart en als plek van betekenis in het leven van ieder die dat wil.

De auteur raadt iedereen aan om met kinderen naar voorstellingen te gaan. Het is een wonder wat je dan bijleert, wanneer je tegelijk en vanuit verschillende perspectieven naar hetzelfde verhaal kijkt. Of zelf toneel spelen. Er is weinig leuker dan virtuoos en gelegitimeerd doen alsof je iemand anders bent. Het bevrijdt een mens van een hoop zorgen en houdt hem jong.

Ethiek

Michael De Cock maakte de vorige generatie theatermakers en kunstenaars nog mee toen grensoverschrijdend gedrag en directief leiderschap vaak voorkwam. Tegenwoordig kun je niets goed meer maken dat niet beantwoordt aan de juiste ethische normen en waarden. Dat is voor velen nog altijd wennen. Auteurschap wordt bevraagd, net als de geprivilegieerde positie van de kunstenaar. Dat geeft geregeld problemen in het herijken van onze culturele geschiedenis. Mogen we nog van Céline, Picasso of Lolita houden? En om welke redenen dan wel of niet? Maar één ding is ondertussen wel zeker: het romantische beeld van de artiest, die roept en tiert, brult en briest, die een hufter en een onmens is, die mensen laat wachten omdat hij toevallig net (g)een ingeving heeft – het is allemaal voorbij. Zonder de juiste sociale en empathische vaardigheden kun je vandaag geen goed regisseur meer zijn, vindt de schrijver.

Heb lak aan wat mensen van je vinden!

De auteur mijdt gelijkgestemden, en mocht hij ze al tegen het lijf lopen, dan loopt hij een blok om. Als hij een gelijkgestemde wil tegen komen, dan kijkt hij wel in de spiegel en zelfs dat probeert hij te vermijden.

Hij vindt ook dat je alleen goed kan spelen als je je amuseert en helemaal los kunt gaan. Daarom mag je nooit de kern van jezelf verloochenen en moet je je steeds amuseren. Zonder contact met jezelf en plezier kun je jezelf niet verliezen.

Tot slot gelooft hij ook in serendipiteit. Michael De Cock denkt dat de dingen eerder bij toeval op je pad komen. En dat net de dingen waar je niet naar verlangt of die je niet nastreeft de grootste kansen oplevert.

Conclusie

Zeer aan te raden en vlot leesbaar boek op de grens van essay, manifest en roman waarin Michael De Cock meandert door het leven en zijn ontmoetingen met mensen die hem hebben beïnvloedt. En waarbij hij zijn verbeelding de vrije loop laat. Alleen de verbeelding kan ons redden is uitgegeven bij Lannoo.

Hoe kunnen we onze school zodanig organiseren dat elke leerling evolutie kan maken en krijgt waar hij recht op heeft?

Het organisatiemodel van scholen omschrijft de manier waarop we het leren van leerlingen organiseren, hoe leraren hun onderwijsopdracht uitvoeren en welke organisatorische leerroutes leerlingen kunnen kiezen. Tot voor kort was het traditionele leerstofjaarklassensysteem het organisatiemodel dat bijna elke school ter wereld hanteert.

Intussen is de wereld fel veranderd en krijgen scholen te maken met veel meer uitdagingen dan vroeger. Zoals inspelen op een sterk gewijzigde leerlingeninstroom, meertalige kinderen onderwijzen, omgaan met sterk verschillende instapniveaus, leerlingen gemotiveerd houden, gaan voor inclusief onderwijs, hoogbegaafde leerlingen uitdagen en het aantrekken en behouden van sterke leraren. Het leerstofjaarklassensysteem schiet voor deze uitdagingen te kort.

Waarom De Sint-Stevensschool in Sint-Pieters-Leeuw haar onderwijs anders organiseert

Vragen die we ons moeten stellen

•     Is onze leerorganisatie nog wel afgestemd op het leren van de leerling of is ze eerder het resultaat van het comfort van leraren?

•     Kunnen we met onze leerorganisatie voor elke leerling nog altijd een optimale leervordering garanderen?

•     Vertrekken we bij onze leerorganisatie vanuit een inclusief perspectief?

•     Laat onze leerorganisatie toe om onze leerlingen centraal te stellen in hun leerproces?

•     Kunnen we op onze huidige manier zorgen voor leerroutes zonder onderbrekingen?

•     Zorgt onze leerorganisatie voor een kwaliteitsontwikkelend perspectief?

Laat ons bij het samenstellen van lesroosters minder rekening houden met desiderata van leraren en prioriteit geven aan wat leerlingen nodig hebben.

Soorten leerorganisatiemodellen

•     Het leerstofjaarklassensysteem: de leerstof is onderverdeeld in jaarpakketten op basis van de leerontwikkeling van de gemiddelde leerling. Leerlingen zijn gegroepeerd volgens leeftijd.

•     Individueel onderwijs: het onderwijs wordt individueel aangestuurd en aangeboden. Dit via een één op één onderwijsrelatie in de vorm van een pupil/mentor relatie.

•     Unit onderwijs: onderwijs georganiseerd in grotere klasgroepen met aandacht voor doorlopende ontwikkelingslijnen. Teams van leraren begeleiden gemengde leeftijdsgroepen en hebben veel aandacht voor zelfsturing, coöperatief werk en leerbegeleiding. 

•     Thuisonderwijs: het onderwijs wordt thuis georganiseerd, veelal door ouders zelf of door een privéleraar. Leerlingen leggen op het einde toetsen af voor een examencommissie op basis van eindtermen of einddoelen.

•     Methode onderwijs: dit onderwijs wordt georganiseerd vanuit een centrale visie en filosofie (v.b. Steiner, Freinet, Montessori) en heeft meestal een specifieke pedagogie en didactiek ontwikkeld.

•     Modulair onderwijs: de leerstof wordt georganiseerd in modules (leerstofonderdelen) die naast elkaar en op verschillende tijdstippen kunnen gevolgd worden. De modules staan op zich waarvoor leerlingen telkens deelattesten kunnen behalen. Wie alle modules van een opleiding heeft doorlopen krijgt een diploma.

•     Blended learning onderwijs is een organisatievorm die oorspronkelijk gebaseerd was op een doordachte mix van contact- en online onderwijs maar vaak ook toegepast wordt via een mix van didactische strategieën ongeacht het gebruik van technologie.

•     Brede school onderwijs: deze leerorganisatie streeft een sterke samenwerking met de (lokale) omgeving na met focus op een multidisciplinaire samenwerking in functie van levenslang leren.

De uitdaging bestaat er in om als school pedagogisch architect te zijn en te kiezen voor een mix van leerorganisatiemodellen aangepast aan de noden van de leerlingen en de lokale context. Het doel daarbij is om een ononderbroken leerproces te creëren waarbij de school de leeromgeving aanpast aan de ontwikkeling van leerlingen (en niet omgekeerd).

Mag zo een nieuwe leerorganisatie wel?

Het is antwoord is ja. De groeperingsvorm die de school kiest, behoort tot haar autonomie. De school kan zelf beslissen over tijdsbesteding, weekuurroosters, aanbod gemeenschappelijke vakken, aanpassingen van het leertempo, onderwijskundige methodes en werkvormen. Dit volgens het decreet basisonderwijs uit 1997 en het decreet secundair onderwijs uit 1999. Meerdere scholen in Vlaanderen passen een alternatieve leerorganisatie toe.

Bekijk het breder dan puur het organisatorische!

Scholen vertellen ons regelmatig dat hun leerstofjaarklassensysteem niet meer werkt. De eerste vraag die we dan stellen is of ze ook bereid zijn om te kijken naar hun leerinhouden, naar hun manier van lesgeven, naar hoe ze evalueren, naar hun lestabellen, naar hun fysieke leeromgeving, naar het leermateriaal en naar hun leernetwerk. Als het antwoord negatief is, dan heeft het geen zin en blijft het bij een cosmetische aanpassing of het kan zelfs leiden tot een achteruitgang. Er zijn verschillende scholen die te weinig doordacht flex leertijd voor leerlingen hebben ingevoerd met als gevolg een negatief resultaat en de perceptie bij hun leraren dat flex niet werkt. Andere scholen gingen in zelfsturende teams werken zonder hun pedagogie aan te passen. Ook dit bleek op termijn te resulteren in weinig meerwaarde. Je leerorganisatie aanpassen vergt een systemische aanpak. Een van de manieren om de leerorganisatie vanuit verschillende perspectieven te bekijken, is via het transformatierad:

Het is een denkmodel met acht wielen waarbij je je huidig pedagogisch concept in vraag kan stellen, bijvoorbeeld startend vanuit de ingangspoort organisatie. Dit wiel aanpassen heeft invloed op elk van de andere wielen. Om succesvol te zijn, zul je immers je naast je leerorganisatie ook je leerinhouden, leervormen, leerproces, leertijd, leeromgeving, leernetwerk en leermateriaal voldoende moeten aanpassen en er één versterkend en samenhangend geheel van maken.

Flexibele organisatievormen

Bij de nieuwe uitdagingen in ons onderwijs zijn flexibele organisatievormen noodzakelijk. Op die manier kunnen leerlingen meer eigenaarschap nemen over hun leren en kunnen leraren hen maximale ontplooiingskansen geven. Daarbij hou je het best rekening met vijf bouwstenen:

  1. Outputgerichte leeruitkomsten: voor flexibel onderwijs zijn heldere leeruitkomsten cruciaal. Ze geven aan wat de leerling kan aan het einde van een leerperiode. Belangrijke kenmerken van goede leeruitkomsten zijn outputgerichtheid en herkenbaarheid. Resultaat van deze bouwsteen: helder en goed geformuleerde leeruitkomsten.

  2. Leerwegonafhankelijke toetsing: deze is gericht op het beoordelen van door leerlingen gerealiseerde leeruitkomsten. Deze vorm van toetsing is dus niet afgeleid van het onderwijsaanbod. Leerlingen kunnen via divers ‘bewijsmateriaal’ worden beoordeeld. Het formuleren van beoordelingscriteria bij de leeruitkomsten is hierbij essentieel. Resultaat van deze bouwsteen: Instrumenten en beoordelingscriteria geschikt voor toetsing en validatie.

  3. Onderwijstoolbox: een geheel aan divers en gevarieerd didactisch leermateriaal en leeractiviteiten waarmee de leerling aan het bereiken van de leeruitkomsten kan werken. Resultaat van deze bouwsteen: een variëteit aan leeractiviteiten die verschillende typen leerlingen kunnen gebruiken om hun leeruitkomsten te bereiken

  4. Leerscenario’s: vanuit een onderwijstoolbox kunnen bij een leerling of groep leerlingen een passende set leeractiviteiten en leermateriaal ontwikkeld worden, aansluitend bij persoonlijke leervoorkeuren, leerstrategieën en leeromstandigheden van deze leerlingen. Resultaat van deze bouwsteen: vormgegeven leerscenario’s op basis van persona’s (type en kenmerken leerlingen) die ook individueel maatwerk mogelijk maken.

  5. Coördinatie en organisatie: dit zorgt ervoor dat flexibel onderwijs binnen het team van leraren en tussen leerlingen en leraren onderling prettig en soepel verloopt. Resultaat van deze bouwsteen: duidelijke afspraken binnen het lerarenteam.

Meer info of ondersteuning?

Met het transformatierad en de bouwstenen kun je verschillende leerroutes voor leerlingen ontwerpen. Het spreekt voor zich dat dit het best op een participatieve manier gebeurt en dat je hierbij leraren, leerlingen en ouders voldoende betrekt. EduNext heeft heel wat ervaring op dit vlak en begeleidt verschillende scholen in dit proces. Daarnaast hebben we voor de leerorganisatie ook een rubric ontwikkeld met een aantal criteria die je kunnen uitdagen en helpen om je leerorganisatie te hertekenen. Heb je hierover vragen? Neem contact met dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448.